Gebeurtenissen op het platteland ten westen van Almelo
tijdens Wereldoorlog 2 en de bevrijding

 


Geschreven door Zwier Hondebrink (1933 - 2020)

 

Helaas word je op TV nog bijna dagelijks met oorlogsbeelden geconfronteerd. Het is meestal wel ver weg maar toch. Dikwijls roept dat bij mij herinneringen op uit mijn jeugd en dan vooral de bizarre dagen van de (mijn/onze) bevrijding. Aan de westkant van de zijtak van het Twentekanaal tussen Almelo en Wierden is toen enkele dagen hevig gevochten.

Ook uit de oorlog zelf zijn nog veel herinneringen bij mij blijven hangen, herinneringen aan gebeurtenissen zoals je die als kind hebt ervaren. Voordat ons land daadwerkelijk bij de oorlog werd betrokken, was er bij ons thuis al een paniekstemming. Doordat er een steeds grotere dreiging ontstond dat ook ons land bij de oorlog zou worden betrokken, kondigde onze regering in 1939 een algehele mobilisatie af. Ook mijn vader moest weer als soldaat ons vaderland dienen met alle gevaren die je loopt als de oorlog echt losbarst. Ook het gemis op de boerderij leverde de nodige problemen op; hoe krijgen we de werkzaamheden klaar?

Bij mijn moeder leefde denk ik de grootste angst en dat was niet zo verwonderlijk. Niet alleen dat het haar man betrof die weer als actief soldaat werd opgeroepen, maar het had zeker ook met de ervaring uit haar verleden te maken. Als boerendochter is ze met haar ouders en broer naar ons land gevlucht! Haar vader was in Wereldoorlog l (1914-1918) als dienstplichtig duits soldaat gedwongen deel te nemen aan de gevechten in Frankrijk en Rusland, waar vele van zijn makkers op de slachtvelden zijn gesneuveld. Toen dan ook de onheilstijding kwam dat hij voor de derde keer naar het front moest heeft zijn vrouw hem, zogenaamd per ongeluk, in een wanhoopsdaad heet water over zijn voeten gegooid en kon hij op dat moment niet naar het front. Daarna is hij met zijn gezin gedeserteerd naar Holland, hof en have achterlatend! Mijn vader zou echter niet als actief soldaat in het leger aan de gevechten deelnemen. Bij hem werd een vrij ernstige vorm van suikerziekte geconstateerd en hij werd vervolgens gedemobiliseerd.

Heel duidelijk staat mij nog voor de geest toen de oorlog 10 mei 1940 uitbrak, moeder ons die morgen wekte en ons de onheilstijding deed dat de Duitsers ons land waren binnen gevallen, dat alle bruggen over het kanaal waren opgeblazen en onbruikbaar waren.Het waren spannende dagen, nu de dreiging werkelijkheid was geworden. Het duurde slechts enkele dagen dat er strijd werd gevoerd. 14 mei 1940 zag ons land geen andere mogelijkheid meer en vond de capitulatie plaats. De Duitsers zouden steeds nadrukkelijker in ons land de dienst uit gaan maken en de regels bepalen die gehanteerd en toegepast moesten worden.

Het was dat jaar dat voor mij de schooltijd begon. Aanvankelijk ging het qua beleving als leerling van de eerste klas nog vrij normaal hoewel er natuurlijk ook vooral bij het onderwijzende personeel wel een zekere spanning heerste. Het was onwezenlijk dat je dagelijks, dan hier, dan daar duitse militairen tegen kwam die je een onbehaaglijk gevoel gaven. Gaan ze mij/ons wat doen?
Grote indruk maakte het toen in 1942 de Joodse medeleerlingen met de zgn. Jodenster op hun kleding, op school kwamen. Wij als kinderen konden toen niet weten dat dit het begin was van de grote Jodenvervolging in ons land. Plotseling waren ze van school verdwenen! Gelukkig zou na de oorlog blijken dat sommigen waren ondergedoken en zo de concentratiekampen met de dood tot gevolg, ontliepen.

Ook een ingrijpende gebeurtenis was ongetwijfeld toen de Duitsers onze school vorderden (3de school voor Christelijk volksonderwijs, Willem de Clercqstraat). Lesgeven op onze school was niet meer mogelijk. Het gevolg was dat we één dag per week les kregen in een school aan de Hagengracht en later in de kantine van Smits-Rexalco, confectie-atelier aan de Parallelweg. Toen dat ook niet meer beschikbaar was, bleek thuisonderwijs de enige overblijvende oplossing. Met een kleine groep gingen we een halve dag per week naar de boerderij van de fam. Uilenreef aan de Koedijk. Soms verstopten we ons zodat de juffrouw ons eerst op moest zoeken voordat de les kon beginnen! Ook speelde dochter Jo vaak nog eerst een stukje op het orgel, van effectief lesgeven was echter geen sprake. Lang niet alle vakken kregen de nodige aandacht. Op de cijferlijst van dat leerjaar zie je dan ook maar één rijtje cijfers staan! De Zondagschool moest ook een nieuw onderkomen zoeken. Men vond dit op de boerderij van de fam. Veerenhuis aan het Zwartelaantje.

Op een bepaald moment moesten we als kinderen op school, aan een koortje om de hals, een aluminium ponsplaatje dragen met onze naam en adres er op. Waar was dat nu weer voor nodig? Als kind snap je daar natuurlijk niets van. Problemen voor onze moeder waren er ook. Alles was op de bon en bijna niet te krijgen. Nieuwe kleding bijvoorbeeld was er nauwelijks. Met uitgestukte kleding en op klompen naar school was heel normaal. Fietsbanden waren niet te bemachtigen zodat lopend naar school de enige oplossing was ( 4 á 5 km ). Brood mee voor tussen de middag.

Ook op de boerderij leverde de oorlog de nodige problemen en ongemakken op, hoewel je dat als kind natuurlijk niet allemaal begreep. Het veeboekje deed zijn intrede. Hierop moest al het aanwezige vee worden vermeld en ook alle mutaties die plaatsvonden. Dit moest er ondermeer voor zorgen dat er geen dieren aan het normale circuit werden onttrokken om vervolgens clandestien te worden geslacht. Dit laatste gebeurde bij ons thuis echter wel eens als de provisiekast weer zo ongeveer leeg was. Ook familie en goede bekenden snoepten hier wel van mee. Illegaal slachten en tegen veel te hoge prijzen verkopen heeft bij ons nooit plaats gevonden. Het stiekem slachten mochten wij als kinderen eigenlijk niet weten en was met een grote geheimzinnigheid omgeven.

Het fenomeen Centrale Crisis Dienst deed zijn intrede ( C.C.D ). De controleurs van deze dienst moesten er o.a. op toezien dat er geen producten zonder toestemming van het bedrijf werden afgevoerd en /of zwarte handel werd gepleegd. Het gevolg was dat er bijvoorbeeld bij het dorsen van graan steeds een controleur aanwezig was om er op toe te zien dat er niet stiekem zaad aan de opbrengst werd onttrokken. Als je een fanatieke controleur trof lukte dat vrijwel niet, sommigen vielen echter wel even in slaap of dronken in de keuken een kopje koffie……! Een paar zakken zaad konden dan snel aan zijn oog worden onttrokken! Al tijdens de algehele mobilisatie in 1939 deed het fenomeen “paardenvordering” zijn intrede. Dit werd door de bezetters gewoon voortgezet. Als de overheid (leger), trekkracht nodig had dan moesten eigenaren met hun paarden naar een centraal punt en werden geschikte exemplaren gevorderd.

Zomer 1943 kwam het bevel dat alle radio’s moesten worden ingeleverd. Dat deed pijn want zodoende was je in één keer alle informatie, bijvoorbeeld via Radio Oranje, kwijt. Dat was natuurlijk ook de bedoeling! In de buitenhaven van het Twentekanaal werden ze na enkele dagen met honderden in een schip gedumpt zodat ze konden worden afgevoerd. ‘s Avonds kwam bij ons de schipper van die boot, hij wou graag wat levensmiddelen. Dat was geen probleem. Kort daarna bracht hij ons als dank een…. radio, heel dik ingepakt. We hebben pas na de bevrijding gezien hoe het apparaat er uit zag, maar hij deed het prima. Wie hem ooit heeft ingeleverd en dus de wettige eigenaar was, is voor ons altijd een vraag gebleven.

Bij ons kwamen diverse mensen uit Almelo die regelmatig etenswaren kwamen halen, meestal melk en eieren maar ook wel andere zaken. Eén was wel een erg bijzondere klant, het was nl. een Duitse militair met een hogere rang. Hij kwam altijd voor wat eieren. Hij had een gouden tand. Mijn oma zei altijd: “Door koomp ’n gooln taand ok weer an”. Ze deed hem snel wat eieren dan was hij het snelst weer weg, want er liepen bij ons nog wel eens een paar mensen rond, onderduikers, die liever niet gezien wilden worden en zeker niet door de vijand! Op zekere dag kwam hij echter met een vervelende wens. Er was die avond een groot soldatenfeest in de villa van Palthe aan de Wierdensestraat. Hij wilde dat mijn zuster Riek daar met hem naar toe ging! Dat werd natuurlijk prompt geweigerd. Hij werd toen erg agressief en dreigde haar neer te schieten! Moeder smeekte hem en wist hem te overtuigen dat ze nog veel te jong was. Hij droop kwaad af. Een angstig moment, vooral ook voor Riek, was voorbij.

Er was weinig te koop in de oorlog en vrijwel alles was op de bon. Een heel groot probleem was om voldoende insuline te krijgen voor mijn vader met zijn suikerziekte en hij kon beslist niet zonder. Een bijna even groot probleem voor hem en ook mijn grootvader was een leven zonder tabak! Onze halve moestuin stond dan ook geheid vol tabaksplanten. Wij kinderen hebben vele uren besteed aan het nerven snijden van de tabaksbladeren, om ze vervolgens op te hangen om te drogen.

Eens op een bepaalde dag werden bij ons thuis een hoeveelheid machines gebracht afkomstig uit het confectieatelier van Smits Rexalco. De kleinere exemplaren, zoals naaimachines en dergelijke, werden op de zolder boven de keuken opgeslagen terwijl de grotere in een leeg kuikenhok een plek vonden. Het bedrijf wilde zich bij een eventuele ontruiming door de soldaten indekken zodat in gunstiger tijden de productie snel weer kon worden hervat.                 Dat ze bij ons terecht kwamen is gemakkelijk te begrijpen; mijn oom werkte namelijk bij Smits-Rexalco. Meerdere momenten zijn er echter geweest dat onze ouders niet zo gelukkig waren met de aanwezigheid van deze inventaris. Wat zou de reactie zijn als de vijand ze zou ontdekken? Hun represaille maatregelen waren vaak niet mals.

Ondertussen ging de oorlog onverdroten voort. Vaak waren er schermutselingen in de lucht als geallieerde vliegtuigen weer eens bepaalde doelen aanvielen en de duitse jachtvliegtuigen en afweergeschut natuurlijk ook in actie kwamen. Als dat dichtbij gebeurde was dat best angstaanjagend, zoals bij aanvallen op de spoorlijn op het Eiland. Ze kwamen zeer laag aanvliegen, vaak pal over ons huis, en waren zodoende onzichtbaar voor het afweer geschut!

Vooral in de nacht klonk vaak het monotone geluid van grote colonnes geallieerde bommenwerpers die op grote hoogte in keurige formatie overvlogen met grote hoeveelheden bommen die bestemd waren voor doelen in Duitsland. Zoeklichten, afweergeschut en duitse jachtvliegtuigen kwamen dan in actie en diverse keren kwam een getroffen bommenwerper naar beneden, meestal verder weg doch soms ook akelig dichtbij. Om de Duitse radarinstallaties te ontregelen werden grote hoeveelheden snippers zilverpapier uitgeworpen, die wij als kinderen, de volgende dag weer gingen verzamelen.

Om de oriëntatie voor de vijandelijke vliegtuigen te bemoeilijken werd het gebod uitgevaardigd dat als het donker was alle lichtbronnen moesten worden verduisterd. Alle ramen moesten worden geblindeerd en ook alle voertuigen, dus ook fietsen, moesten met plaatjes e.d. zo worden uitgerust dat alleen een minimale hoeveelheid licht naar beneden gericht uitstraalde.

De geheime duitse wapens, de V1 en V2, die in de laatste fase van de oorlog operationeel werden, hebben ook de nodige angstaanjagende momenten veroorzaakt. Bij mislukte lanceringen cirkelden die vliegende bommen meestal vrij laag in steeds kleinere cirkels rond om uiteindelijk ergens neer te storten en te exploderen met alle gevolgen van dien (bijvoorbeeld bij de fam. Vreman, Paradijsweg, waar alleen oom Jan en Johan het overleefden). Angstig werd dit schouwspel steeds weer gevolgd met de vraag waar valt hij?

Heel vervelend was het besluit, als antwoord op de diverse ondergrondse sabotageacties op bijvoorbeeld spoorlijnen en bekabelingen, dat de bezetter de zogenaamde  kabelwacht instelde. Hierbij moesten twee personen een gedeelte van een spoorlijn bewaken en voorkomen dat dergelijke vernielingen werden gepleegd. Vader moest in dit verband ook aantreden en als het fout zou gaan konden de represaille maatregelen catastrofaal zijn. Dit gaf in ons gezin en zeker ook vele anderen grote spanningen.

Grote indruk heeft op mij ook gemaakt toen een groep duitse soldaten als strafexercitie, pal bij ons voor het huis, gepakt en gezakt het kanaal moesten overzwemmen. Dit bleek voor sommigen een te zware opgave. Drie soldaten waren naar de bodem gezakt. Mede door aanwijzingen van enkele watersporters konden twee personen op tijd naar de oppervlakte worden gehaald. (Hebt uw vijanden lief!!!) Voor de derde kwam de redding echter te laat, hij was verdronken. Paniek bij de groep. Ze hebben alle mogelijke moeite gedaan, haalden bij ons wat drank en draad en naald om de tong mee naar buiten te trekken, alles tevergeefs.
Diverse ”hogepieten” kwamen vervolgens naar de dode, die nog steeds op de kanaaldijk lag, kijken. Tot slot kwam een vrachtwagen die hem zonder respect voor de dode, als vracht, ophaalde. Het bleek een boerenzoon te zijn, enigst kind. Zijn ouders zijn later nog geweest om de plek des onheils te bekijken.

Bij dreigende of werkelijke razzia’s zochten vele bekenden en familieleden beschutting op het platteland, zo ook bij ons. Het ging bij ons gelukkig altijd goed, er is nooit iemand ontdekt. Was dat wel gebeurd, dan was niet alleen de ondergedokene, maar ook het onderduikadres de klos!

Het verlangen om onder de druk van de Duitse bezetting weg te komen werd steeds groter en gelukkig rukten de geallieerde legers steeds verder op in onze richting. De hoop op een spoedige bevrijding leek heel reëel maar het venijn zat nog in de staart!!!

Het zou een spannende week na Pasen 1945 worden! Zondag 1april, de eerste paasdag, hadden we hoop dat het allemaal misschien nog met een sisser af zou lopen. We hadden zoals gebruikelijk familie uit de stad op bezoek om samen eieren te eten. Wel werd er overal elders gevochten, vonden er luchtgevechten en beschietingen vanuit de lucht plaats. Maar bij ons was het nog rustig. Als het in Almelo erger wordt komen we terug, zeiden de bezoekers bij hun vertrek. Gelukkig hebben ze dat niet gedaan! Het lijkt wel of ze wisten dat het bij ons zo’n  bizar vervolg zou krijgen.

Groepen Duitse soldaten trokken over de kanaaldijk, totaal ongeorganiseerd, weg. Het waren oudere Wehrmacht soldaten, die met behulp van allerlei gevorderd rollend materieel, voor het vervoer van hun bezittingen, uitrusting en gestolen goederen, hoopten op een veilig heenkomen. Er kwamen echter andere manschappen voor in de plaats. Het waren meest erg jonge soldaten van 17–18 jaar, behorende tot de Hermann Goering troepen en heel fanatiek. Na maandag de tweede paasdag werd het steeds spannender, ook bij ons op de boerderij: “Het Avontuur”. Hoe is het mogelijk, die naam en dan in de gegeven omstandigheden…

Foto: Boerderij  “Het Avontuur”

Woensdag werd besloten om ‘s avonds vroeg te gaan melken en voeren. Tijdens deze werkzaamheden kwamen de soldaten al op ons erf. Gingen naar de door vader gemaakte schuilkelder naast de boerderij en ontdekten daar een hoeveelheid eerste levensbehoeften die zeker niet voor hen bestemd waren. Ze hebben er echter wel gebruik van gemaakt. Ook kwamen ze op de deel en gingen zonder iets te zeggen of vragen hun gang. Het is nauwelijks voor te stellen hoe je je dan voelt, waarin je verzeild bent geraakt. Ze gingen vervolgens naar de zolder om daar de situatie te verkennen. Daarna kwam hun bevel: Allen zo snel mogelijk vertrekken! Je weet niet wat je overkomt. Zo maar alles achter te moeten laten!De volgende morgen om 10.00 uur mochten we terugkomen om de veestapel te melken, te voeren en te verzorgen. Halsoverkop moesten we dus vertrekken en gingen naar buurman Engelberg op boerderij “De Biggen”.

Toen we de volgende morgen om 10.00 uur terugkwamen om de nodige werkzaamheden te verrichten, liep het echter geheel anders. Hun bevel was onverbiddelijk, het wordt hier veel te gevaarlijk: veestapel naar buiten, alle stallen leeg en dan zelf ook wegwezen. Je bent totaal overrompeld, hebt geen keuze, dus je volgt het bevel op en gaat! De hele veestapel moest weg, alles ging naar “de Biggen”. Op allerlei plaatsen werden noodvoorzieningen getroffen om het vee te stallen. Het moest ook nog gemolken, gevoerd en verzorgd kunnen worden! Het paard ging voor de wagen die al klaar stond met beddengoed, etenswaar en allerlei spullen die nodig zouden kunnen zijn. Moeder had waardevolle papieren, luiers enz. altijd klaar liggen in het onderste voorraadvakje van de kinderwagen, waar mijn 1-jarige zusje in meegenomen moest worden. Het hele gezin, grootouders, vader en moeder en 4 kinderen moesten dus binnen de kortste keren het huis verlaten.Wat een paniek! Alléén drie broedende kippen (nestvast) en een pasgeboren kalfje, dat je absoluut niet zomaar naar buiten kon doen, met een voorraadje melk, bleven achter. Een hoogdragende zeug is later nog gehaald. Overal in en langs de kanaaldijk waren ondertussen schuttersputjes gegraven, waar de soldaten, meestal meer dan half dronken, hun posities konden innemen. De spanning was om te snijden.

Woensdag 4 april werd een groot gedeelte van Almelo bevrijd, terwijl in noord Almelo de volgende dag de rood-wit- blauwe vlaggen konden worden uit gestoken. Aan de richting van waaruit het geluid van de beschietingen en later van de feestvierende bevolking vandaan kwam, kon je min of meer de vorderingen volgen.

Toen een carrier van de bevrijders waagde om over de oostelijke kanaaldijk te rijden, barsten de beschietingen vanaf onze zijde van het kanaal los. Omdat de oostelijke kanaaldijk een stuk lager is dan aan de westkant, werd alleen de bovenzijde van de auto doorzeefd met kogels en kon nog een stuk door gereden worden. Het schijnt dat één van de inzittenden is gesneuveld, een ander kreeg een schot in zijn achterwerk, terwijl de derde ongedeerd bleef.

Woensdag 4 april kwam voor ons dus de onheilstijding dat we de boerderij moesten verlaten, we kregen maar weinig tijd om te vertrekken.

De opmars van de Canadezen werd op de Wierdensestraat, in de buurt van Café “De Mosterdpot” tot staan gebracht. Het kanaal ging toen nog niet verder dan de Wierdensestraat, die toen nog twee rijen zware eikenbomen bezat. De Duitsers hadden enkele van die bomen dwars over de weg laten vallen en legden daarnaast een dicht spervuur aan en blokkeerden zodoende de doorgang richting Wierden.

De toestand bij de boerderijen aan de Stokkelersweg werd steeds dreigender. Op afstand stonden diverse boerderijen in brand. Angst bestond er dat ook deze gebouwen in brand zouden worden geschoten. Er werd besloten om niet langer in de boerderij “De Biggen” te blijven maar voorlopig in een droge sloot aan de voorkant van het huis beschutting te zoeken.
De sloot werd dieper gegraven, zover dat uiteindelijk de wielen van de kinderwagen met de éénjarige baby, in het water stonden! 
Bij Engelberg keek men over de rand van de sloot en zagen tot grote verbazing dat een soldaat met hun paard door de keukendeur naar buiten kwam. Het paard werd voor een wagen gespannen om te worden gebruikt voor het vervoer van gewonde soldaten. Dit is ook gebeurd. Gewonde soldaten lagen op de wagen om afgevoerd te worden richting Enter. Tot ieders verbazing bleek dat de bebloede lichamen waren uitgedost met halskettinkjes van mijn zus Riek!! Buurman wilde zijn paard terug en ging tegen alle waarschuwingen en adviezen in met zijn paard en wagen mee… Een tijd later kwam hij tot grote opluchting weer terug, maar zonder paard. Het paard werd na de bevrijding teruggevonden in een weiland in Wierden, met het tuig er nog achteraan slepend. Wat er allemaal met dat paard is gebeurd blijft voor altijd een vraag. Wel was zijn manier van omgang totaal veranderd en nadien niet meer normaal te gebruiken.

Bij de buren iets verderop (Beverdam) werd door de Moffen een zwaar stuk geschut geplaatst. Na wat heen en weer lopen moest hij op de hoek van de koestal worden geplaatst. Daar stond echter een korenmijt (ongedorst koren), die moest nog even worden verwijderd. Onder die korenmijt had die buurman echter zijn goede fietsen verstopt! Die hebben ze natuurlijk ook nooit meer teruggezien.

Ondertussen ging het ratelende geluid van de machinegeweren en het granaatvuur onverminderd voort. Het verblijf in de sloot was voor ons niet meer vol te houden. In paniek werd besloten om naar een andere boerderij te verkassen, nl. naar Hondebrink (Laand Oornd) aan de Wendelgoorsweg. De hele veestapel was ondertussen al in het weiland losgelaten, dan hadden ze in ieder geval wat te vreten en de koeien melken was in deze situatie natuurlijk onmogelijk. Alleen een hoogdragende zeug werd ook naar ons nieuwe onderkomen gehaald.
Op weg naar “Laand Oornd” zagen we kogels als rode en groene voorwerpen voor ons door het gras vliegen! De wagen met levensmiddelen werd ook mee genomen. Onderweg is daar zelfs doorheen geschoten. Door wie zal altijd een vraag blijven; gelukkig werd er niemand geraakt.

Het bleek dat er al een grote groep mensen aanwezig was op het nieuwe adres en dat werden er dus nog meer. Ook bewoners van andere boerderijen uit de buurt samen met familieleden konden het niet meer uithouden op hun plek en zochten ook een onderkomen op deze boerderij die wat verder van het kanaal af was gelegen. Ook enkele schippers en een evacué waren van de partij, samen ongeveer 70 personen. Het was een zeer gevarieerd gezelschap. Oud en jong, van alles wat.

Zoals later bleek werd het hele gebied door artillerie vanaf het Tusveld bestookt. Steeds na korte tussenposen kon je het volgende salvo granaten door een indringend fluitend geluid aan horen komen. Iedereen kroop angstig in één, wanneer komt de dodelijke voltreffer? Na ieder salvo werden door middel van verkenningsvliegtuigjes de posities en de resultaten bekeken.
Overal werden de boerderijen in brand of in puin geschoten, de lucht werd donker door rook en kruitdamp.
Vader wilde in zo’n rustperiode even iets van de provisie wagen halen. Hij kwam lijkbleek, maar met lege handen terug. Bij de wagen aangekomen werd een dikke tak uit een eikenboom geschoten, die pal voor zijn voeten neerplofte, dus maar snel weer naar binnen. De zeug, die we meegenomen hadden, had een grote toom biggen geworpen, maar kreeg een voltreffer in haar kraambed. Gevolg: alles dood!
Er sneuvelden wat ruiten in de boerderij, kogels en granaatscherven vlogen door het dak. Ook doorboorde een kogel een kleerkast in de voorkamer. Alle kamers in huis waren bezet. De meeste mensen huisden echter op de deel. De toestand werd onhoudbaar, maar nog steeds zonder gewonden onder de grote groep aanwezigen. Er werd weinig gesproken, wel gehuild door de kinderen en door velen ongetwijfeld gebeden. Men kroop in grote angst dicht bij elkaar.

Zaterdag 7 april besloten een schipper en een evacué de stoute schoenen aan te trekken om met een grote witte vlag,dwars door de frontlinie heen, te proberen Almelo te bereiken. Daar wilden ze overleg plegen met de bevrijders over een eventuele ontsnappingsmogelijkheid voor onze totale groep zodat we die onhoudbare locatie zouden kunnen verlaten. Ze bleven erg lang weg en niemand had er nog hoop dat we ze ooit terug zouden zien. Maar toch, daar waren ze plots weer terug. Het advies was dat richting Wierden geen perspectief bood. Ze stelden voor om op een afgesproken tijd een poosje te stoppen met het granaatvuur en dan moesten we zorgen dat we wegkwamen, richting Almelo, dus dwars door de frontlinie heen. Een grote onzekerheid was natuurlijk of de Duitsers ons zouden laten gaan, ze konden ons gemakkelijk neerschieten of als menselijk schild gebruiken. Het zou een zeer risicovolle onderneming worden.Besloten werd: we gaan!!!

Plattegrond.

Alles werd in gereedheid gebracht…….! Er moest nog een paard aangespannen worden omdat iemand van de aanwezigen, die niet kon lopen, op een wagen vervoerd moest worden. Op de afgesproken tijd stopte het granaatvuur en de hele stoet zette zich met angst en beven in beweging, zwaaiend met luiers en andere witte doeken. Wat we zagen toen we op weg gingen was onwerkelijk! Het was donker van de rook. Er hing een scherp ruikende kruitdamp die de ogen deed prikkelen. De weilanden zaten vol granaattrechters. Het werd een bizarre tocht.

Met knikkende knieën gingen we verder, over de kanaaldijk. Het werd alleen maar erger en angstaanjagender door hetgeen wat we zagen. Duitse soldaten in de schuttersputjes met gerichte geweren, mitrailleurs en overal allerlei wapentuig. De wapens bleven echter zwijgen.

Op de Wierdensestraat aangekomen passeerden we een stukje niemandsland, met een paar lege mangaten. Wat verderop waren de schuttersputjes weer bemand met… Canadese soldaten !!!  Een zucht van opluchting, we waren vrij! We moesten ons legitimeren. Mijn grootvader kon de spanning niet meer aan en liep weg. Gelukkig stopte hij nog net op tijd, de geweren waren al op hem gericht! Een vliegtuigje cirkelde rond. We waren nog maar nauwelijks bij de Bellinckhof toen het oorlogsgeweld weer in alle hevigheid losbarste!

Wat we aantroffen in Almelo was voor ons verbijsterend. Dagenlang in doods angst leven en dan plots tussen jubelende mensen in feeststemming. Een geweldig groot contrast. Er was nauwelijks aandacht voor ons. Ook voor ons was het gevaar voorbij. Elke familie zocht voor zich een adres voor een onderkomen. Wij gingen via het Zwartelaantje bij de familie Veerenhuis langs die, begaan met onze positie, ons spontaan onderdak aanboden. Wij waren echter van plan om verder te gaan naar het Eiland, naar de boerderij waar oom Jan met de familie woonde.
Totaal verrast werden we daar ontvangen. Vooraf informeren was niet mogelijk, vrijwel niemand was toen in het bezit van telefoon! We konden daar wat eten en enigszins op verhaal gekomen, proberen wat te slapen. Onze familie was bijzonder opgelucht dat ze ons levend terugzagen.

Mijn ouders en grootouders waren steeds sterker bezig met de vraag hoe gaat dit aflopen, wanneer zouden we terug kunnen en wat treffen we daar aan? Staat ons huis er nog en in wat voor staat? In de nacht van zondag op maandag (8 en 9 april) kozen de duitse soldaten heimelijk het hazenpad in westelijke richting, een chaos achterlatend. ‘s Maandags mochten wij nog niet terug; eerst moest geïnspecteerd worden of er misschien ook te gevaarlijke situaties werden aangetroffen.

Een oom van mij ging toch, ongerust hoe het met de familie was afgelopen. Hij wist niet dat wij weggetrokken waren. Hij trof daar allerlei oorlogstuig zoals: een mitrailleur, geweer, pantservuisten, steelhandgranaten, veel patronen en lege hulzen aan. Naast het toegangspad was een landmijn ingegraven! Toen de volgende dag mijn ouders naar ons huis terug mochten ging de tocht lopende via de Schuilenburgsweg. Daar zagen ze de nog rokende, afgebrande boerderij van de fam. Hammink. Alle koeien lagen dood en verbrand in de stal. De stank was niet te harden.

Bij ons huis aangekomen troffen ze daar een onvoorspelbare chaos aan. Diverse militaire kledingstukken of gedeelten daarvan, vaak met bloed besmeurd. Opengetrokken kasten waarvan de inhoud grotendeels op de grond lag. Aan stroken gescheurde lakens die gebruikt waren als verband en verder alles besmeurd met modder en mest. Diverse kledingstukken waren verdwenen. Kleding van mijn oma werd bijv. op een  plek in Bornerbroek teruggevonden. Zou het zijn gebruikt uit balorigheid, of als vermomming?

De gootsteen zat vol met darmen van geslachte kippen en grammofoonplaten die kennelijk gebruikt waren als borden om van te eten. Het was uitkijken geblazen want in een mand met brandhout waren kogels verstopt! Wat trof men echter ook aan? Drie broedende kippen, die voor ziek waren aangezien en het pas geboren kalfje, springlevend! Tussen al het oorlogsgeweld door had hoogst waarschijnlijk een soldaat nog kans gezien om wat te drinken te geven. Misschien een boerenzoon?

Ons huis was gebruikt als verzamel- en uitvalsbasis, verder als uitzichtpost. Van het schuine stukje dak aan de voorkant van de boerderij waren een aantal pannen verwijderd, van hieruit kon men uitstekend en onopvallend, door de grote lindeboom die er pal voorstond, de omgeving verkennen, ook de overzijde van het kanaal. Het is dan ook onbegrijpelijk dat er in het hele huis geen kogelgaatje gevonden is. De weilanden zaten vol granaattrechters, alleen al rond de boerderij van “Laand Oornd” telde men er ongeveer honderd!!! Daar hebben we dus met al die mensen in gebivakkeerd! Ook onder de veestapels was de nodige schade ontstaan, dode en gewonde dieren. Ons paard bijvoorbeeld lag met drie kapot geschoten benen in de wei. Toen ze bekende stemmen hoorde hinnikte ze. Met het éne nog goede been had ze nog geprobeerd om een drinkpoel te bereiken en de weide doorploegt. Het arme dier moest worden afgemaakt.

Er was heel veel op te ruimen en schoon te maken maar één van de eerste dingen die aandacht kreeg waren de koeien. Ze moesten uit de weilanden bijeengezocht worden en gemolken. Dagen lang waren ze niet gemolken en liepen met volle, pijnlijke uiers rond. Daar moesten ze zo snel mogelijk van worden verlost. Dus ook hier: “Maar de boer hij ploegde voort”!

Terugkijkend op de spannende dagen van onze bevrijding en van het laatste stukje van Almelo, mag je zeker wel concluderen dat het een groot wonder is dat het met onze hele groep mensen zo goed is afgelopen!!

Bestaat er dan toch nog zoiets als een beschermengel??

 

Almelo, december 2011

 

Zwier Hondebrink. (1933 - 2020)