Warmbloed paarden vereniging Almelo
Wanneer deze vereniging van warmbloed paarden is opgericht in Almelo konden we helaas tot nog toe niet terug vinden. De oprichting moet aan het eind van de 19de eeuw zijn geweest. Waarschijnlijk onder de naam van VLN(Vereniging tot bevordering van de landbouwpaardenfokkerij in Nederland)de voorloper van het huidige WPN. Ook wanneer de vereniging in Almelo is opgeheven is onduidelijk. Wij konden tenminste hierover niets vinden.
Er is wel een reglement van de oprichting van de Onderlinge paardenverzekering “Steunt elkander”in januari 1898. Een citaat uit artikel 1 van dit reglement :” de vereniging stelt zich ten doel, haar leden al de schade , ontstaan door verlies of invalide worden van paarden , te vergoeden”.Verder zorgt het bestuur voor taxatie van nieuw gekochte paarden. Het bestuur zal als vergoeding voor tijdverlies ontvangen fl. 1,00 en voor hertaxatie aan huis fl. 1,50 in de gemeente en daarbuiten fl. 2,00 per stuk Dit reglement aldus vastgesteld op de buitengewone ledenvergadering treedt in werking op 1 februari 1929 en is weer herzien op de algemene ledenvergadering van 19 januari 1960. Tot zover dit citaat uit het reglement van deze onderlinge paardenverzekering.
Na de landbouwcrisis in de 2de helft van de 19de eeuw werden de os, ja zelfs de melkkoeien vervangen als trekdier door paarden. Dikwijls werd er in het najaar een 1½ jarige gekocht, om deze na enige jaren weer als koetspaard te verkopen..Veel belangstelling had de Twentse boer voor een goede snelle draf. Men organiseerde zelfs in die tijd in verschillende buurtschappen harddraverijen. Ook bij een huwelijk, waar de bruid uit haar ouderlijke woning werd gehaald was het mennen van de “broedswage”een hoge eer. Maar wanneer men een span paarden kon besturen, die sneller waren dan het span voor de “broedswage”, dan was dit een bijzondere uitdaging of attractie, welke niet altijd zonder gevaar was.
Aan het einde van de crisisjaren vestigde dierenarts Rutgers zich in Almelo.Hij was een bijzonder gedreven paardenliefhebber en –kenner die met al zijn enthousiasme de warmbloed paardenfokkerij op een hoger niveau heeft gebracht in Almelo. (zie bijlage 1)
Er werd een aankoopcommissie ingesteld die vooral bemiddelde bij de aankoop van het Groningerpaard. (zie bijlage 2) De werkwijze was als volgt: de commissie kocht (Groninger)paarden, op verzoek van de leden van de warmbloedpaarden vereniging in Almelo. De leden (boeren) fokten daarna met deze paarden door. Er waren plaatselijke stamboekkeuringen bij Jans Koning in de Gravenallee te Almelo. De heren van de Scheer en Schot uit Dedemsvaart waren o.a. daar de keurmeesters.
Als men naar premiekeuringen moest ging vaak ook het zogend veulen mee. Al deze keuringen waren in die tijd ook zeer gezellige uitjes. Op de terugweg werd nogal eens aangelegd bij een café voor een borrel, zoals bij het toenmalige café Haarhuis in Zenderen, of bij het nu eveneens verdwenen café Vuchtjan, tussen Bornerbroek en Delden, waar ook premiekeuringen werden gehouden.
Cretificaten en predicaten.
Ster merrie is voor het eerst in 1940 toegekend. De stermerries moesten een middengroep vormen tussen preferente merries en premiemerries. Kroonmerrie moest aan nog hogere eisen voldoen en bovendien een verrichtingsproef afleggen. Preferente merrie uitsluitend op grond van kwaliteit van de nafok toegekend. Kern merrie toegekend op grond van levenspresentatie. De merrie moest minstens 13 jaar zijn en 6 levende veulens ter wereld hebben gebracht en bewijzen nog tot alle werk in staat te zijn.
Bij Jans Koning was ook een dekhengst gestationeerd van de hengstenassociatie. De hengst stond een halve week ter dekking bij Koning en een halve week bij Olijdam in Ambt Delden. De hengst Usurpotor een A-premiehengst van het Gelders type, stond alle dagen bij het dekstation Ter Weele op Rikkerink.
Van mei 1939 tot maart 1972 is het praktisch ongewijzigd gebruikt.
De verbondenheid van de paardenliefhebbers was groot. Bij de begrafenis van dierenarts Rutgers werd de lijkwagen met 2 paarden en 3 volgkoetsen getrokken door paarden die door deze dierenarts naar Almelo waren gehaald.
In Almelo was er een vaste groep paardenliefhebbers die als het even kon elke zondagmorgen bij elkaar kwam. Een soort studieclub zou je het kunnen noemen. De paarden werden bekeken en daarna werd volop gediscussieerd, natuurlijk onder het genot van een borrel.
Bijlage 1.
Dik Rutgers (1905 – 1947).
Derk Jan Bergardus (Dik) Rutgers werd in 1937 dierenarts en waarnemend directeur van het slachthuis in Almelo. Daar ontplooide hij zich als een bijzondere paardenkenner, die Twente tot een vooraanstaand fokkerijgebied voor warmbloedpaarden wist te brengen. Bij rundveehouders zag hij de vruchtbaarheidsproblemen, vandaar zijn eerste proeven met KI op het bedrijf van Jan Post. In 1946 werd Dik Rutgers directeur van de Almelose Gezondheiddienst voor Dieren, die werd opgericht door de plaatselijke zuivelfabriek.
Bijlage 2.
Het Groningerpaard vindt zijn oorsprong bij het inlandse noordelijke paard zoals dat door de eeuwen heen in de gebieden langs de kust van de Noordzee is gefokt in ons land, Duitsland en Denemarken. Sinds ca. 1870 werd het gekruist met hengsten uit Oldenburg en Oost-Friesland. Het werd vooral gebruikt in de landbouw, maar ook in het transport. Sinds 1880 werd het Groninger paard in stamboekverband gefokt, waarbij ook sprake was van verspreiding over de andere provincies in ons land. In de bloedopbouw van het Groninger paard komen dan ook contacten met Oost-Friesland, Oldenburg en Holstein tot uitdrukking. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw was er sprake van een sterke afname van het gebruik van paarden als gevolg van de mechanisatie. Doordat het beter ging met de economie en de mensen meer geld beschikbaar hadden ontwikkelde zich de vraag naar paarden voor de rijsport, in het bijzonder voor de dressuur en het springen.
De Groninger paarden werden toen al gebruikt als landbouwrijpaard maar men wilde iets meer rijtypische paarden, waardoor het Groninger paard (en ook het Gelders paard) werd gekruist met Engelse Volbloedhengsten, om daarna weer verder te kruisen met doorgefokte rijpaardhengsten uit Duitsland en Frankrijk. Dit heeft tot gevolg gehad dat nagenoeg alle Groninger merries tot eind jaren zeventig van de vorige eeuw werden gekruist met andersoortige hengsten en de populatie nagenoeg was verdwenen
Dankzij de grote inzet van een aantal mensen w.o. mevr.Prof. Clazon werd in 1978 de laatste Groninger hengst Baldewijn gered van de slager en zijn door mensen pogingen ondernomen om Groninger merries op te sporen en te gebruiken voor de fokkerij. Het aantal dat kon worden gebruikt kwam nauwelijks boven de twintig. Hierbij is door o.a. Nanno Haaijer uit IJhorst ongelooflijk veel werk verzet en later heeft ook Henk Bouwman uit Vorden veel bijgedragen.
De eerste jaren waren moeizaam om merries bij Baldewijn te krijgen en van de fokkerij uit die periode is weinig overgebleven. Toch leidden de onderlinge contacten tot de wens om zaken in een meer georganiseerd verband te verzorgen, wat met een groep van ca. 25 liefhebbers op 25 februari 1982 uitmondde in de oprichting van de Vereniging “Het Groninger Paard”.