Erve Vrielink
Waar vroeger tussen de eiken aan de Tijhofslaan de ‘Vrielinksboerderij’ stond staan nu een paar kinderspeeltoestellen. De boerderij moest wijken voor de stadsuitbreiding rond de omgeving van de Tijhofslaan en Vrielinkslaan. Aan het agrarisch karakter kwam ook aan deze kant van de stad een einde. Veel boerderijen zijn helaas verdwenen. Een goed voorbeeld hiervan is het afbreken van Erve Vrielink, een gravenboerderij.
De familie Slaghuis, de laatste agrariërs die de boerderij bewoonden verhuisden in 1930 naar de Bolkshoeksweg waar Graaf van Rechteren voor hun een nieuwe boerderij gebouwd had. Nog steeds wordt er geboerd door de 4de generatie Slaghuis.
Over Erve Vrielink is praktisch niets bekend. In het boek van Eshuis “Van boerenland tot stadsrand” staat op een plattegrond een stipje waar het gestaan heeft maar verder wordt er niets over verteld, wat toch vreemd is. Van Graaf van Rechteren ontvingen we echter een uittreksel van de overdracht, gedateerd 27 april 1929.
Een kleine samenvatting ervan.
De terreinen gelegen tussen de Vriezenveenseweg en de Tijhofslaan en de terreinen ten westen van de Tijhofslaan plus nog andere percelen ± 17 ha, b.v. het huidige Rosarium, worden door de gemeente gekocht voor f 2,00 per M2 onder de eventueel door Burgemeester en Wethouders nog nader te stellen voorwaarden.
De terreinen gaan in eigendom over met alle zich daarop bevindende opstallen, rikkingen en bomen, voor zover deze Uw eigendom zijn.
De zware eikenboom staande bij de splitsing Vriezenveenseweg-Schapendijk zal door de Gemeente niet worden gekapt.
De aanvaarding van de boerderij met erf en schuren zal plaats hebben uiterlijk 1 november 1930. Terwijl de schuren en andere “getimmerten“ welke geen eigendom zijn voor 1 januari van het terrein moeten zijn verwijderd.
De gebruikers van de percelen krijgen een schadevergoeding voor de te veld staande gewassen of uitgestrooide mest, de gemeente zal de percelen gaan gebruiken nadat de schadevergoeding aan de pachter zal zijn uitbetaald. De bedragen dezer vergoedingen worden door de Gemeente bepaald, zonder dat u in deze zult worden betrokken.
Het aanvaarden van de door u aan de Gemeente gedane schenking van percelen grond.
De betaling der kooppenningen zal plaats hebben op 1 april 1930.
Alle kosten van leveringen, opmeting vanwege het kadaster, afscheidingen, komen ten laste van de gemeente.
Deze afscheiding zal zodanig worden gemaakt dat de belendende terreinen, welke Uw eigendom zijn, gevrijwaard zijn voor vee en pluimgedierte.
Alle belastingen, waterschapslasten en dergelijke, komen van 1 januari 1930 af, ten laste van de gemeente.
Verder is er geen correspondentie over deze boerderij.
Tussen 1930 en 1954 hebben er vogels van allerlei pluimage gebruik van gemaakt.
In 1932 werd de boerderij ingericht als Theehuis, toen kwam de Oudheidskamer erin, de afdeling Almelo van de Nederlandse Padvindersvereniging heeft er daarna weer ingezeten.
Nota bene werd er in 1937 nog een zwerfkei geplaatst, ter ere van het huwelijk van Juliana en Bernhard. De steen is wel bewaard gebleven bij het Stadsmuseum.
In 1941 werd de padvinderij door de Duitsers verboden, in dat jaar huurde de Jeugdstorm de boerderij voor 116 gulden per jaar. Ze voelden wel aan dat ze niet geliefd waren want ze vroegen of er luiken voor de ramen mochten komen omdat ze bang waren dat ze zouden worden ingegooid. Ze hadden goed gedacht want op 31 oktober sneuvelden de eerste ruiten.
Een Molenmuseum heeft erin gezeten, schilderijententoonstellingen zijn er gehouden.
Door de woningnood werd de boerderij weer bewoond maar bleek daarvoor ongeschikt, met het gevolg dat ze weer leeg stond. De waterput, een laatste herkenningsteken van de boerderij, werd in de jaren zestig verwijderd.
In Juli 1951 werd er nog een stichting opgericht ”t Vrielink” die zich wilde inzetten om de boerderij te behouden. De directie van de toenmalige fabriek H. ten Cate Hzn. & Co schonk de stichting 5000 gulden, dat was echter niet voldoende voor behoud.
Men dacht dat de Almelose burgers tijdens de braderie wel geld in neergezette putten wilden deponeren om de in nood verkerende boerderij “uit de put“ te helpen. Helaas kwam er niet genoeg geld binnen.
Zo weinig als er over de boerderij zelf bekend is, zoveel te meer is er bekend hoe het gemeentebestuur van destijds met deze zaak omging. In september 1953 werd er met tegenzin een raadsbesluit genomen dat de boerderij zou worden afgebroken, herstel was te duur en onmogelijk. De heer Overmeen van de PvdA was voor behoud maar vond 35.000 gulden ervoor een te hoog bedrag. De Jong van de VVD wilde een omschrijving van de kosten, vond de boerderij sfeerbepalend. Janmaat van de PvdA, zelf agrariër, vond de boerderij geen mooi exemplaar in haar soort. Gaf echter wel toe dat ze er mooi was gelegen. Restaureren zou volledige afbraak betekenen en dat werd te duur. Daarom stemde hij toch voor afbraak. De heer Holsbrink vond 35.000 gulden een te hoog bedrag maar vond dat er geen lege plaats mocht ontstaan. Wethouder Frederiks meende dat men eigenlijk zes jaar te laat met dit voorstel kwam. Steeds werd een besluit uitgesteld, blijkbaar vond men het toen ook al moeilijk om besluiten te nemen. Inmiddels was de boerderij volkomen versleten.
In 1954 werd dan eindelijk besloten tot algehele afbraak van de boerderij.
Tot veler verbazing werd er echter in 1955 35.475,33 gulden uitgetrokken om dit te gaan besteden om het ontstane park gelegen tussen de twee armen van de Tijhofslaan weer toonbaar te maken. Een pijnlijke zaak voor degenen die zich destijds hadden ingespannen om de boerderij voor ondergang te behoeden. Voor dit bedrag had men ook een nieuwe Vrielinksboerderij naar het oude model kunnen herbouwen maar helaas is dit niet gebeurd.
Bronvermelding:
Mr. A.F.L. Graaf van Rechteren Limpurg
Verslagen Twentsche Courant Tubantia via het
Historisch Informatie Punt.
Almelo, oktober, 2013.