Historie van Almelo

 

“De vroegste sporen van menselijke activiteit of bewoning in de directe omgeving van Stad Almelo zijn gedaan op de Schuilenburg in de Aalderinkshoek en bij het voormalige Kolthofserve” (schrijft G.J. Eshuis in zijn boek: ‘van boerenland tot stadsrand’)

Het betrof vuurstenen werktuigen van 7000-5000 voor Chr. Nabij het klooster ‘Huize Alexandra’ is een stenen pijlspits gevonden van ongeveer 2000 jaar voor Christus. Vanaf ongeveer 1000 na Chr. word de nederzetting Almeloo, (of Olmenloo) steeds vaker genoemd.

 

Het toenmalige ”Landgericht Almeloo” bevond zich op een kruispunt van landwegen, bijvoorbeeld de postweg Kampen-Osnabruck, en een groot aantal beken en riviertjes.

Landgoed ‘Huize Almelo’ word voor het eerst genoemd in 1236 maar bestaat waarschijnlijk langer. Het is het eigendom van de familie Van Rechteren Limpurg. In de geschiedenis van Almelo heeft Huize Almelo altijd een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van de stad. In de middeleeuwen ging de Heer van Almelo over de rechtsspraak, alsook over het kerkelijk- en openbaar bestuur. In 1420 had Almelo stadsrechten.

“Veelal word aangenomen dat de ‘Heerlijkheid Almelo’ geen onderdeel uitmaakte van dat deel in Twenthe dat na het uitéénvallen van het Frankische rijk, onder het bestuur van de bisschop van Utrecht viel” schrijft Hans Holtmann in zijn boek: ’van Vriesen Aa tot Broke’

“Toch heeft het bestuur van deze ‘Heerlijkheid Almelo’ de eerstvolgende eeuwen als ‘Landsheer’ opgetreden, en heeft handig gebruik gemaakt van deze bestuursvorm” zo schrijft Holtmann.

Tot voor kort werd aangenomen dat de stad zich na het jaar 1000 vormde, maar Almelo is waarschijnlijk toch ouder dan gedacht. Uit opgravingen in de Grotestraat (noord) blijkt dat er al rond 900 jaar na Chr. een boerengemeenschap heeft gewoond.

Tussen 1818 en 1914 was de stad opgesplitst in Stad Almelo en Ambt Almelo. In 1914 zijn Stad Almelo en Ambt Almelo bestuurlijk weer samengegaan.

Maar zoals gezegd: rond het jaar 900 werd de stad bewoond door een boerengemeenschap. De stad is na het jaar 1000 geleidelijk gegroeid, het telde in 1819, 2000 zielen, en telt momenteel ruim 75000 inwoners. Veel buitengebied van Almelo is door de eeuwen heen door stadsuitbreiding bebouwd. Veel wijken en straatnamen dragen nog de sporen van de vroegere agrarische bewoners.

Denk hierbij bijvoorbeeld aan de namen : Het Reuvekamp, Bartelshoek, Haghoek, Boomshoek, de Riet, Rohof, Aalderinkshoek, Goossenmaat, Bleskolk. Ook straatnamen herinneren soms aan de bewoners die er voorheen woonden, bijvoorbeeld; Aalderinkssingel, Kolthofsingel, Bleskolksingel, Rohofstraat, Rietstraat, Planthofsweg, Zoeteman enz.

 

Almelo Vlinderstad

Toch heeft Almelo nog een mooi buitengebied, waarbij ze zich naar buiten toe presenteert als ‘Vlinderstad’ en waarbij de 4 groene longen tot nabij het centrum, Almelo een groene uitstraling geven. Het Nijrees en de Haghoek, staan wat dat aan gaat enigszins onder druk, maar de Bellinckhof met het Landhuis van Ten Cate, en de Gravenallee van Huize Almelo met de daaraan gelegen Bolkshoek en Wateregge zijn een visitekaart van de stad.

 

Almelo Waterstad

De stad Almelo ligt goed ontsloten tussen belangrijke waterwegen: kanaal Almelo- den Haandrik, het Twentekanaal, en kanaal Almelo-Nordhorn, welke nooit dienst heeft gedaan als vaarweg, maar wel een mooie natuurfunctie vervuld.

Almelo ligt op een laag gebied in Twente. De Loolee en de Bornse beek brengen veel water richting Almelo. Dit water vind via de Aa, de Weezebeek, de Wendel en de Doorbraak, door Almelo, zijn weg in westelijke richting naar de Exose Aa en de Regge. Rondom Almelo bevonden zich vroeger een aantal moerassen en laagveen gebieden richting Wierden en Vriezenveen.

De stad kende nogal eens overstromingen, maar sinds de aanleg van het Banisgemaal en het Lateraalkanaal, zijn de waterhoogtes en de overlast bij grote regenval beheersbaar.

 

Almelo Platteland

Zoals overal in Twente waren de boerenbedrijven 100 jaar geleden gemengd van aard, met melkkoeien, varkens, soms pluimvee of schapen en meestal nog een perceel akkerland.

Het agrarische buitengebied van Almelo maakte sinds 1900 een sterke ontwikkeling door.

In de eerste 20 jaar van de 20-e eeuw werden in Almelo veel coöperaties en verenigingen opgericht met een agrarische signatuur. Achtereenvolgens werden de: Paardenvereniging 1900, Landbouwersbank 1902, Plattelandsjongeren vereniging BOO en BDV 1910, de ACO 1911, Stierhouderij 1913, de Raiffeisenbank 1916, de Boerenleenbank 1918, OPC 1917, de ABTB 1919, Fokvereniging 1919, OWA 1928, Plattelandsvrouwen 1930, Rundvee KI 1940, VABO 1946, de Korenaer 1946, PJGO 1948, OLM 1955, Varkens KI 1960, Bedrijfsverzorging 1964, Rabo bank 1976, Bedrijfsvereniging 1970, Fokstudieclub 1987, Oogstgroep 2000 opgericht.

Veel van deze verenigingen zijn samen gegaan met andere verenigingen of opgeheven, en veel coöperatieve bedrijven zijn door de loop der jaren gefuseerd met anderen.

Naast de hierboven genoemde coöperatieve bedrijven waren er ook een aantal particuliere bedrijven actief in de agrarische sector. Almelo kende in een ver verleden een groot aantal molenaars, particuliere veehandelaren en slagerijen. Toch kunnen we stellen dat de boeren rond Almelo voor hert overgrote deel coöperatief waren ingesteld. Misschien heeft de onderlinge verbondenheid via het landgoed van Huize Almelo hiertoe bijgedragen.

De landbouw heeft in de jaren na 1900 een groei doorgemaakt die werd gekenmerkt door ”Ontwikkeling”

  • De ontwikkeling van mechanisatie en automatisering (van handmelken naar melkrobot, en van zigt naar combine

  • de ontwikkeling van de bedrijven (van gemengd naar gespecialiseerde rundvee- varkens- en pluimvee bedrijven)

  • de ontwikkeling van het landschap (ontginningen, ruilverkavelingen, egalisatie, perceelvergrotingen en wegverhardingen)

  • de ontwikkeling van coöperaties en verenigingen (Landbouwersbank, ACO, Boerenleenbank, en KI, enzovoort)

 

Kleiner buitengebied

De stad Almelo is in de loop der tijden geleidelijk aan groter geworden. De Wester-es en Ooster-es, de Hofkamp, het Rohof, de Boomshoek en het Rosarium bestonden al rond 1850, en later ontstonden wijken als het Sluitersveld, het Nieuwland, de Rumerslanden, de Haghoek, het Beeklust en de Ossekoppelerhoek. Maar de grote groei ontstond eind 1800 toen de stoommachine was uitgevonden en grote textielbedrijven zich vestigden in Almelo, waarbij veel arbeidsmigranten uit Friesland, Groningen en Drenthe hier een woonplek vonden. Er kwamen toen grote woonwijken tot stand, zoals de Riet, Kerkelanden, Sluitersveld, Aalderinkshoek. Na deze bloeiperiode in de textiel ontstond er door buitenlandse concurrentie malaise in de textiel met als gevolg een teruglopende werkgelegenheid. Na deze teloorgang kwam er nieuwe industrie naar Almelo, waaronder Philips en Urenco. Door al deze industriële ontwikkelingen werd er veel buitengebied omgezet naar industrie-locaties en moesten boeren elders een plek zoeken. Gelukkig waren er rond 1900 veel ontginningen van “woeste” gronden, zodat veel boeren een plek vonden in de Weiteman en noordelijker, bijvoorbeeld Vriezenveen-Westerhaar. In de Weitemans-landen, waar rond 1932 de ontginningen werden afgerond, heeft van Rechteren veel grond kunnen verwerven, en hebben veel pachters van Huize Almelo een plek gevonden.

Na de teloorgang van de industrie vestigden zich andere bedrijven in Almelo, zoals Philips, Urenco, Texas-instruments, VDL, e.d. Er kwamen nieuwe grote industrie locaties tot stand, zoals Dollegoor, Bornsestraat, Bedrijvenpark Twente, Twente poort, XL-Park. Dientengevolge groeide de stad, en kwamen er nieuwe woonwijken bij, zoals de Aalderinkshoek, het Windmolenbroek, Schelfhorst, het Groeneveld, het Nijrees, Kollenveld, Markgraven en Noord-Oost.

Door al deze ontwikkelingen nam het buitengebied, (het vroegere Ambt) in omvang af, en dientengevolge ook het aantal agrariërs.

 

Even terug in de tijd

De bevolking van Twente bestond eeuwenlang uit bijna alleen maar boeren, en er heerste veelal armoe. De gouden eeuw is volledig aan Twente voorbijgegaan. Tijdens het bewind van Karel de Grote (rond 800) werd de grond van de Twentse boeren bijna geheel eigendom van hoge geestelijken toehorend aan de bisschop van Utrecht en edellieden. Ze werden pachter onder Kerk of Adel, en moesten pacht betalen en een deel van hun jaarlijkse oogst overdragen. Tijdens de tachtigjarige oorlog (1568-1648) werden veel oogsten geroofd of verbrand en boerderijen verwoest. De landbouwgrond lag dientengevolge vaak braak en verschraalde, en er heerste honger en er braken ziektes als tyfus uit. Twentse boeren teelden naast granen, zoals rogge, haver, gerst en boekweit zijnde voedselbron voor mens en vee, ook vlas waarvan ze aanvankelijk eerst eigen geweven linnen maakten. Als extra inkomensbron ging men er steeds vaker toe over om linnen te weven voor linnenkooplui en fabrikeurs. De vrouwen sponnen het garen, de kinderen spoelden en haspelden, en de mannen weefden. De linnenhandel die zich oorspronkelijk in Borne bevond, concentreerde zich eind 1700 in Almelo.

Met de komst van voedergewassen zoals spurrie, knollen, klaver, aardappelen, werd de grond beter, wat resulteerde in meer veehouderij, en de stalmest maakte de grond nog productiever.

In de Franse tijd 1795-1813 kwam er een einde aan het Hofstelsel, en een wet die de verdeling van de Markegronden regelde, waardoor boeren het bedrijf in eigendom konden overnemen, waarbij ze soms wel veel geld moesten lenen.

In de 19-e eeuw werden kanalen gegraven en spoorwegen aangelegd, en na 1900 werden steeds meer landwegen verhard, waardoor er steeds meer handel in landbouwproducten plaats vond. De overgang van de traditionele Twentse (armoedige) akkerbouw naar een meer productieve melkveehouderij en de veeteelt van andere landbouwhuisdieren, bracht meer welvaart op het platteland.

 

Minder Boeren

Het is bijna niet voor te stellen, maar in 1936 kende Almelo 662 ‘Boeren’ die melk leverden aan de melk Coöperatie ACO. Binnen de gemeentegrens van het vroegere Ambt zijn dat er momenteel minder dan 20. Bij de Gemeentelijke herindeling van 2000 werd het dorp Bornerbroek en het daarbij behorende buitengebied (tot dan toe behorend bij de gemeente Borne) toegevoegd aan Almelo. Zodoende werd er veel buitengebied aan gemeente Almelo toegevoegd, met als achterliggende doelstelling, dat Almelo ruimte diende te hebben om te groeien! Dit is al gedeeltelijk concreet geworden bij de aanleg van het XL-1 park en mogelijk een toekomstig XL-2 park!

 

Buiten zichtbaar in binnenstad

Zo’n honderd jaar geleden waren de activiteiten van het buitengebied nog goed zichtbaar in de stad. In hartje binnenstad aan de oude haven hadden de boeren een coöperatieve voerfabriek gevestigd, genaamd de Landbouwersbank. Daar werden via het schip granen aangevoerd, en brachten boeren ook zelf hun geteelde granen om ze te laten malen en verwerken tot veevoer. Het was ‘een komen en gaan’ van boeren met paarden en karren die granen brachten en veevoer haalden.

Ook bevond zich toentertijd nog de coöperatieve melkfabriek ACO in de stad aan de Wondestraat. Daar was het de gehele dag ook een ‘komen en gaan’ van melkrijders met paarden en karren met melkbussen, en 10-tallen melkventers met handkarren, die de zuivel producten aan de deur aanboden aan de toen nog altijd, thuis aanwezige huisvrouwen. Ook kende Almelo in de binnenstad nog een veemarkt, en wel op de Oude veemarkt, (nu het kruispunt Bornsestraat, Grotestraat, Bornerbroeksestraat). Ook daar was het wekelijks een drukte van belang met vrachtwagens, paarden met karren, koeien, varkens en schapen.

Later verplaatsten dit soort activiteiten zich naar de bedrijfsterrein locaties. De ABTB bouwde een voerfabriek aan de Sluiskade, de VTL een voerfabriek op het Dollegoor, de Ormet een melkfabriek aan de Plesmansweg. De veemarkten verdwenen helemaal, (uit veterinaire overwegingen), waarbij de veehandel tot stand kwam op de boerderijen en door boer-boer transport.

Wel bevind zich in de binnenstad, als laatste symbool van een rijk agrarisch verleden nog: korenmolen ‘de Hoop’. Gelukkig zijn er ook een groot aantal boerderij-gebouwen in de bebouwde kom van de stad behouden gebleven die meestentijds nu als woning dienst doen. Bekende oud boerderijen zijn bijvoorbeeld: Het Wevershuisje aan de Kerkegang, Het Noordik aan de Bosrand/Kolthofsingel, Beeklust aan de Ledeboerslaan, De Sumpel aan de Windmolenbroeksweg, het Witvoet aan de Leemslagenweg, de twee Gravenboerderijen aan de Vissedijk (nu Burgemeester Sneiderssingel) en de Gravenboerderij tegenover het kasteel. Vooral in het Windmolenbroek zijn veel boerderijen behouden gebleven, maar ook op andere plekken in de stad bieden oud-boerderijen (zichtbaar en soms onzichtbaar) een geliefde woonplek aan hun bewoners.

 

Toch nog mooi Buitengebied

Almelo mag zich zoals vermeld, verheugen op een prachtig buitengebied.

De Westelijke groene long beschikt over het kasteel Bellinckhof van ten Cate, en een tweetal bijbehorende boerderijen en het nabij gelegen Beeklustpark, en daarnaast een aantal particuliere boerderijen en een drietal boerderijen van Huize Almelo.

Aan de Oostzijde bevind zich in de binnenstad het Kasteel van, van Rechteren -Limpurg en het bijbehorende Kolkje en Hof van Gülick. Aan de overzijde van de van Rechteren-Limpurgsingel bevind zich de lommerrijke Gravenallee, met nog een 6 tal boerderijen van Huize Almelo. De Bolkshoek kent ook nog een aantal boerenbedrijven, en ook de Wateregge is een prachtig buitengebied nabij de stad met een aantal boerenbedrijven, deels particulier, deels van Huize Almelo, maar allen mooi gelegen in het groen.

De Zuidelijke long telt nog één Gravenlijke boerderij en daar is ook gelegen het Nijreesbos, welke ook eigendom is van Huize Almelo. Aan de zuidzijde van de stad ligt ‘de Doorbraak’, een nieuwe meanderende beek van13 km. lang, die vanaf de Loolee langs het Tusveld, Bornerbroek en het ‘Mokkelengoor’ uitmond in de Exose Aa in Ypelo. Aan de Noordzijde bevind zich nog een kleine groene long, de Haghoek, en iets noordelijker de Weitemanslanden wat een mooi landbouwgebied is, met particuliere boerderijen en ook een aantal Graven boerderijen, waarvan er ook een aantal liggen op de scheidslijn van Vriezenveen en Geesteren.

Aadorp beschikt over een buitengebied wat tot stand is gekomen door grootschalige ontginningen. De Oostermaatsweg en de Westermaatsweg met bomen en de erfbeplantingsingels zijn voorbeelden van een mooie verkaveling landschapsvorm.

Het kerkdorp Bornerbroek beschikt over een gedeeltelijk essenlandschap en een gedeeltelijk ontginningslandschap. Bijzonder aan Bornerbroek is, dat de kern van het dorp een wagenwielstructuur heeft. Rondom het dorp lopen 7 wegen rechtstandig vanuit het buitengebied richting de Kerk in het midden en 3 wegen tot nabij het centrum. Nabij het dorp liggen de natuurgebieden , het Nijrees, het Bloomnven en de Doorbraak welke hopelijk een natuurlijke bufferzone blijft tussen het dorp en het industriegebied van Almelo. Rondom het dorp bevinden zich nog een groot aantal boerenbedrijven, waaronder een aantal melkveebedrijven en ook een aantal gespecialiseerde varkens- en pluimveebedrijven. Nabij het dorp liggen de A1, de A35, en het Twentekanaal, en het is niet geheel onlogisch dat het dorp zich enigszins ingesloten en bedreigd voelt door een uitdijend Almelo.

 

plattegrond Bornerbroek

 

Monumentale gebouwen

Het kasteel Huize Almelo en landhuis Bellinckhof hebben een monumentale status. Bovendien heeft de Bolkshoek het predicaat: ‘beschermd dorpsgezicht’. Rondom Almelo bevinden zich een groot aantal boerderijen met een historische uitstraling. Naast alle Boerderijen van de Graaf kunnen bijvoorbeeld genoemd worden: de Aaboer aan de Vriezeveenseweg, erve Pezie op de Bellinckhof, het Woolbert op het XL park, en ook een aantal oude boerenerven rond Bornerbroek hebben een geweldige uitstraling.

Op de Rijksmonumentenlijst staan: Erve Aaboer, Zeiger, Reefman, Schutteman, de Kasteelboerderij, het v.d. Aahoes, erve Weidehuis, Tolhuis Gravenallee, grafkelder Huize Almelo en de theekoepel tussen Kasteel en Hofstraat.

Op de Gemeentelijke monumentenlijst staan: Erve Brandriet, Pezie, Boershuis, Brinkshuis, Klein Hag, Knoeff, Mastenbroek, Vreeman, Frederikshuis, Bellinckhof boerderij, Gravenallee 9.

Onlangs had de historische kring Stad en Ambt een mooi initiatief: Een aantal oude waterputten bij boerderijen is hersteld en weer zichtbaar in het landschap.

 

Historisch Landschap

De basisvorm van het landschap in Twente vind zijn oorsprong in de vroegere ijstijden. Toen zijn de stuwwallen van oost- en west Twente gevormd door opstuwend landijs. De laatste ijstijd heeft naast grint ook grote keien aangevoerd, die soms bij toeval werden en worden ontdekt en vaak een mooie plek kregen. Almelo ligt precies in het midden van deze stuwwallen. Toch bestaan er ook in dit deel kleine hoogteverschillen in het landschap. De laagtes stonden in de wintertijd meestentijds onder water, terwijl de hogere delen (de kampen) meestal boven water bleven. Op deze kampen werden de boerderijen gebouwd, en daar werd ook tijdens de wintertijd de plaggemest uit de stallen uitgestrooid. Door deze eeuwenlange werkwijze werden deze kampen hoger en ontstond er zeer vruchtbare landbouwgrond. Op de lagere gronden ontstond ook vaak vruchtbare grond, doordat riviertjes soms vruchtbare sediment aanvoerden. De gronden die minder geschikt waren voor landbouw zijn in latere jaren ontbost en ontgonnen. Soms bevatte deze grond nog een dikke turf laag (Vriezenveen) die jaren lang werd gebruikt voor verwarming van de huizen. Daar ontstond later het typische ontginningslandschap (jonge heideontginningslandschap). Deze gronden werden in de loop der jaren ook in cultuur gebracht door de toevoeging van stalmest uit de veehouderij.

Het Landschap rondom Almelo valt grotendeels in de categorie cultuurlandschap.

Het huidige kasteel van Huize Almelo en de Gravenallee zijn omstreeks 1700 ontworpen op initiatief van Adolph Hendrik van Rechteren in de Franse stijl. In 1830 werd het omgevormd tot een landschapspark. De Bolkshoek en de Wateregge bestaan grotendeels uit een essenlandschap, waarbij de meanderende wegen door boeren werden aangelegd van de ene (bewoonde) es naar de andere es. Heel veel wegen zijn verhoogd aangelegd, zodat ook in nattere tijden deze goed begaanbaar waren. De Weiteman is een echt ontginningslandschap die in de jaren na 1930 zijn bebouwd met boerderijen, nadat het in de 20-er jaren ontgonnen was. Het Windmolenbroek behoorde ook tot deze categorie, maar daar was er sprake van drooglegging van een nat gebied. De naam Windmolen en Broek geeft dit ook aan. De voormalige wegenstructuur in de wijk is nog geheel zichtbaar omdat deze behouden is gebleven, en de oude landwegen nu dienst doen als fietspaden.

 

Bornerbroek en omgeving

Bornerbroek kende van 1546 tot 1848 een Marke stelsel, waarbij de Markerichter en het Markebestuur het gebruik van de gemeenschappelijke grond regelden. Voordien werden de gronden gemeenschappelijk gebruikt zonder afspraken en regels. Het vee leefde en graasde op gemeenschappelijke hooilanden (matenlanden) en op de woeste gronden. De toen nog ruim aanwezige woeste gronden werden steeds meer afgeplagd voor bemesting en er werd onbeperkt aan houtkap gedaan. Vanaf de tweede helft van de 13-e eeuw kwamen er regels, en in 1546 is er hier het markenstelsel ontstaan. De Markerichter bepaalde het gebruik van de grond, zoals het steken van turf, het heideplaggen, het aantal stuks vee, en de mate van ontginning. Ze moesten er ook op toezien dat niet iemand een clandistien hutje bouwde. Anny Slot-Platenkamp beschrijft in haar boek: ‘Bie din Brooke’: “Als een clandestiene bouwer er in slaagde dat er voor zonsondergang rook uit het dak opsteeg, dan mocht hij als kotter op deze caterstede blijvend wonen”. Op deze wijze zijn in Twente talrijke boerderijtjes ontstaan, die tot een grote ontginning hebben geleid. Bornerbroek heeft een groot buitengebied en maakte vroeger deel uit van de marke Zenderen/Bornerbroek (en later de gemeente Borne). Tussen de Gemeente’s stonden als afbakening van het gebied op meerdere plekken ‘Markestenen’ die moesten aangeven waar ongeveer de grens lag en soms ontstonden er twisten onder de ingezetenen van die gebieden.

 

 

 

De grens Borne-Almelo

Rond 1600 werd er nog veel gejaagd op wild, en ook soms op Twistgrond. Twistgrond was een strook grond die op de grens van twee Marke’n niet nauwkeurig was aangegeven.

Een 100 Bornerbroekse boeren hadden gejaagd op twistgrond aan de Almelose kant. Rentmeester Boom van ‘De Heerlijkheid Almelo’ kwam met 60 man uit Almelo en ging de confrontatie aan, waarop Bornerbroeker Workeler zei: “Wat doet gij hier? Wij komen van de jacht, en zullen U het gat vol hagel jagen!” Het kwam Workeler duur te staan en hij heeft 7 weken vastgezeten!

Er volgde een hardnekkige strijd van een halve eeuw, of de gronden aan de Marke Bornerbroek of aan de Heerlijkheid Almelo toebehoorden. De marke Bornerbroek/Zenderen heeft tot 1848 bestaan, waarna in de jaren daarop is overgegaan tot verdeling van de markegronden, aan de toen aanwezige grotere boeren in het gebied. De landbouw in Bornerbroek maakte daarna dezelfde ontwikkeling door als in andere delen van Twente. De bedrijven waren tot 1950 gemengd van aard (veehouderij en akkerbouw), en daarna specialiseerden de bedrijven zich steeds meer op één tak. Bornerbroek had vroeger een eigen melkfabriek, de coöperatieve stoomzuivelfabriek ‘Concordia’ die in 1914 in werking trad, en een Coöperatieve voerfabriek, de ‘ABTB’ waarvan de oprichting was in 1916. Daarnaast stond er aan de Wolbeslanden ook geruime tijd een eierveiling/verwerkingsfabriek, de ‘Eiveco’. Ook heeft Bornerbroek vanaf 1799 lange tijd een korenmolen gehad de ‘Broekmolen’, aan de Muldersweg die koren maalde voor boeren en ook koren maalde voor de broodbakkers in het dorp. Zoals bijna overal raakte de molen in verval en zijn de Zuivelfabriek en de ABTB en de Eiveco in een groter verband opgegaan en verdwenen uit het dorp.

 

Bornerbroek nu

Bornerbroek kent momenteel meerdere landschapstypes. Rondom de kern heeft het landschap een wagenwielstructuur. Er lopen 7 wegen rechtstandig vanaf de Kerk richting het buitengebied, Hier is dus een ontwerp aan voorafgegaan, waarschijnlijk aan het einde van de Marken tijd . Rondom Bornerbroek zijn er delen met een echt essenlandschap, en ook gedeelte’s die door ontginning tot stand zijn gekomen.

Het landschap in Twente, en ook in de gemeente Almelo, is kleinschalig van aard en is dientengevolge voor de agrarische sector soms wat minder economisch te exploiteren, maar het zou mooi zijn dat het toch in die functie behouden kan blijven.

 

Historisch erfgoed

Er zijn in het agrarische gemeenschap Almelo en Bornerbroek een paar verenigingen die zich ten doel stellen om de historie van het platteland te onderzoeken, materiaal te verzamelen, en/of iets van die historie op een plezierige manier voor het voetlicht te brengen, bijvoorbeeld:

  • De Korenaer Almelo
    Volksdansgroep in historische boeren kledij, met zang en dans.

  • Oogstgroep Almelo
    Zij maaien rogge met de zigt en dorsen met de stok, in historische kledij.

  • De Brookmoaten Bornerbroek
    Folkloredansgroep in historische boeren kledij met dans.

  • Oogstgroep Bornerbroek
    Zij maaien rogge met de zigt en dorsen met de stok, in historische kledij.

  • Stichting Agrarisch Erfgoed Almelo
    Heeft van een oude historische film een 1000 tal kopieën in omloop gebracht en beschrijft op hun site de geschiedenis van agrarisch erfgoed en bracht historisch materiaal onder bij het Historisch Archief in Zwolle.

  • Historische kring Bornerbroek
    Stelt zich ten doel historisch materiaal te verzamelen en toegankelijk te maken voor een breed publiek, en het organiseren van informatieve historische bijeenkomsten.