Historie Almelo
De vroegste sporen van menselijke activiteit of bewoning in de directe omgeving van Almelo zijn gevonden op de "Schuilenburg" in de Aalderinkshoek. Het betreft hier vuurstenen werktuigen , waarvan enkele uit de tijd: 7000-5000 v. Chr.
Later,
Vanaf ongeveer het jaar 1000 word de nederzetting Almeloo, (of Olmenloo) steeds vaker genoemd. Het toenmalige "landgericht Almeloo" bevond zich op een kruispunt van landwegen (bv. de postweg Kampen-Osnabruck) en waterwegen (Loolee, Weezenbeek, en later Twentekanaal, en kanaal Almelo-den Haandrik, kanaal Almelo-Nordhorn en de snelwegen A1, A35 en N36). Almelo ligt in een lager gelegen gedeelte van Twente en vroeger bevonden zich rondom Almelo een aantal moerassen en laagveen gebieden, (richting Wierden en Vriezenveen) en stroomgebieden die geregeld onder water liepen. Door de ligging was Almelo een levendig handelscentrum met kooplui, schippers, vissers, ambachtslieden, en bovendien waren er toen nog veel boeren.
Landgoed "Huize Almelo"word voor het eerst genoemd in 1236 maar bestaat waarschijnlijk al langer. Het is het eigendom van de familie Van Rechteren Limpurg, In de geschiedenis van Almelo heeft Huize Almelo altijd een sterke rol gespeeld in de ontwikkeling van de stad. In de middeleeuwen ging de Heer van Almelo, over zowel rechtspraak alsook over het kerkelijk- en openbaarbestuur.
Daarna,
Almelo is in de vorige eeuw door de industriële ontwikkeling, (vooral textiel) sterk gegroeid, maar de daarop volgende malaise in de textiel, was ook de oorzaak van een terugval van werkgelegenheid in Almelo. Later zorgden bedrijven als "Philips", "Urenco", en instellingen al het "Twenteborg ziekenhuis" voor nieuwe werkgelegenheid.
Door de industriële bedrijvigheid in de vorige eeuw was er ook een sterke groei van het aantal inwoners en werd er dientengevolge steeds meer buitengebied "opgeofferd" ten dienste van het bouwen van nieuwe woonwijken.
Door deze ontwikkeling is het buitengebied van Almelo in ruim een eeuw tijd sterk ingekrompen en zijn er daardoor vele oude Boerenerven verdwenen en hebben vele agrariërs hun bedrijf op een andere plek voortgezet. Gelukkig is er toch nog een gedeelte van het mooie agrarische gebied behouden gebleven. Bovendien is het buitengebied door de gemeentelijke herindeling weer in omvang toegenomen doordat Bornerbroek is toegevoegd aan de Gemeente Almelo.
Het Platteland van vroeger, en de Stad en het Buitengebied van nu:
Het grondgebied van Ambt-Almelo bestond vroeger bijna geheel uit agrarisch gebied. Het is nu bijna niet voor te stellen, maar vroeger waren zelfs de Westeres en de Oosteres gewoon buitengebied. Geleidelijk aan zijn ook, de Hofkamp, de Boomshoek, het Rohof, het Rosarium, de Riet, de Kerkelanden, het Nieuwland, het Sluitersveld, de Rumerslanden, de Haghoek, het Beeklust, de Ossenkoppelerhoek, volgebouwd.
Ook daarna kwamen er weer nieuwe stadswijken bij, waarbij weer mooie landbouwgebieden verloren gingen: De Aalderinkshoek, de Schelfhorst, de Kluppelshuizen, het Groeneveld, het Windmolenbroek, het Paradijs, en als laatste nieuwbouwwijken: de Markgraven, het Nijrees, en het Kollenveld. Ondertussen waren er ook nog omvangrijke industrie locaties tot ontwikkeling gekomen: het Stationsgebied, Turfkade Oost en West, Bornsestraat, Dollegoor, Bedrijvenpark Twente, Buitenhaven en Twentepoort.
Vele boeren families hebben in die tijd een nieuwe locatie moeten zoeken, en aanvankelijk waren er daarvoor soms plekken beschikbaar in de omgeving van Almelo en soms ook in de "nieuwe landbouwgebieden" zoals de Weitemanslanden, Vriezenveen en Westerhaar.
Geleidelijk aan raakte Almelo door haar buitengebied heen, maar door de gemeentelijke herindeling kreeg Almelo er het Bornse kerkdorp, Bornerbroek bij en kon er in samenwerking met de netwerkstad partners Enschede-Hengelo-Borne een nieuw en groot industieterrein gepland worden: XL-business-park. En deze keer moesten Bornebroekers het veld ruimen, en hun heil elders zoeken.
En weer groeiambities in Almelo,
En opnieuw werden er ten Stadshuize plannen gemaakt voor een aantal nieuwe grote woonwijken: Almelo Noord-Oost, plan Leemslagen en het pretentieuze Waterrijk. Ook hier zijn weer vele agrariërs weggekocht, deze hebben bijna allemaal een nieuwe plek gevonden in de omgeving van Almelo of in een noordelijker gelegen provincie. Ondanks deze grondhonger van de gemeente Almelo bestaat er ook nu nog een mooi buitengebied rondom Almelo.
Het buitengebied van nu rondom Almelo:
De Gravenallee, De Bolkshoek, De Bellinckhof, De Wateregge, Het Nijrees, Tusveld, De Mooie vrouw en Weitemanslanden, Aadorp en omgeving en Bornerbroek en omgeving.
De Landbouw in Almelo in de vorige eeuw :
Zoals bijna overal in Twente waren de landbouwbedrijven in Almelo in het begin van de vorige eeuw gemengd van aard. Naast een aantal koeien en kalveren werden er ook meestal wat varkens, kippen, en soms schapen gehouden. Naast het grasland was er ook nog veel bouwland aanwezig. Op de veelal hogere gronden en essen werden aardappelen, knollen en bieten verbouwd, maar er wuifde ook nog het veel voorkomende goudgele graan.
"daar wuift op de essen het goudgele graan,
Doet snelvliedend beekje het molenrad gaan"
( Uit het "Twentse volkslied" , maar ook zeer van toepassing op Almelo.)
De Landbouw in de jaren na 1900 werd gekenmerkt door "Ontwikkeling"
- De ontwikkeling van de Mechanisatie en automatisering. (Van handmelken tot Melkrobot,en van de zicht tot de Combine)
- De ontwikkeling van de Bedrijven. (Van gemengd naar gespecialiseerde Rundvee- of varkens- of pluimveebedrijven)
- De ontwikkeling van het Landschap. (ontginning, ruilverkaveling, egalisatie, perceelsvergroting, wegverharding)
- De ontwikkeling van het Verenigingsleven. (BOO, BDV, OLM, ACO, Landbouwersbank, Boerenleenbank, K.I., Fokvereniging)
Oprichting, Samenwerking, en Fusie.
Aan het eind van de vorige eeuw gingen steeds meer plaatselijke landbouwverenigingen samenwerken met andere zusterverenigingen. Deze veelal Twentse samenwerkingsverbanden werden na verloop van tijd vaak omgezet in fusie's. Denk hierbij aan de zuivelcooperatie's, (ACO- Ormet- Coberco- Friesland- Campina) de Veevoercooperatie's, (Landbouwersbank, VTL, CTA, ABCTA en For Farmers), de K.I. organisaties (K.I.Almelo, K.I. Twente, K.I.Overijssel, NRS, C.R.Delta en C.R.V.), de coöperatieve slachterijen (GOS, Dumeco en Vion), en de Landbouw(stands)organisatie's (Twensche Landbouw Maatschappij, OLM/ABTB en LTO).
Dat deze grotere samenwerkingsverbanden en fusie's en dientengevolge het opheffen van de plaatselijke Landbouwvereniging, niet door iedereen met evenveel entousiasme werd ervaren, is goed te begrijpen. De hierboven geschetste schaalvergroting deed zich echter vrijwel overal voor, en men kan dan ook achteraf stellen dat het onafwendbaar is geweest. Tegelijk met het opheffen van deze plaatselijke coöperaties kwamen weer nieuwe verenigingen tot stand, bv: Fokstudieclubs, particuliere zuivelhoeves, NVV/NMV e.d.
De vrijetijdsverenigingen ("ter lering en vermaak") bleven veelal wel zelfstandig (Plattelandsvrouwen, PJGO, Korenaer, VABO). Sommige verenigingen zijn daarna helaas door gebrek aan voldoende leden opgeheven (VABO, PJGO).
Naast de hierboven genoemde coöperatieve bedrijven waren er in Almelo en omgeving ook een aantal particuliere bedrijven actief in de agrarische sector: Almelo kende in een ver verleden een groot aantal molenaars, particuliere veehandellaren en slagerijen.
Er zijn ook steeds meer veeartsenpraktijken gevormd, en ook deze gingen later steeds meer samenwerken.
Toch kunnen we wel stellen dat de boeren in Almelo voor het overgrote deel coöperatief waren ingesteld. Misschien heeft de onderlinge verbondenheid via het landgoed van de Graaf van Huize-Almelo hiertoe bijgedragen.
Johan Veneklaas.