OLM Almelo

 

De OLM afdeling Almelo is als zelfstandige organisatie opgericht in 1955. Van een oprichting was eigenlijk nauwelijks sprake omdat het eenvoudig een afsplitsing van de Landbouwersbank betrof. Een Landbouwbank die naast haar reguliere werkzaamheden ook als belangenbehartiger van de landbouwers optrad. De overgang ging volkomen geruisloos omdat de leden van de coöperatieve Landbouwersbank automatisch lid werden van de OLM afdeling Almelo. De voorzitter van de plaatselijke kring van de Landbouwbank werd ook voorzitter van de OLM afdeling en er werd rond de voorzitter een bestuur gekozen.

De Landbouwersbank stond in die begintijd garant voor de financiën, zodat de leden in die beginjaren geen contributie hoefden te betalen. In de daaropvolgende jaren kwam de OLM wel geheel los van de Landbouwbank, en werd er ook contributie geheven.

Wat er aan vooraf ging. In navolging van andere provincies werd al in 1841: "De overijsselse vereniging tot ontwikkeling van de provinciale welvaart" opgericht. Door rijksbezuinigingen en dientengevolge een lege kas werd deze in 1850 opgeheven. Eind 1850 werd: “De Overijsselse Maatschappij ter bevordering van Landbouw,Tuinbouw en Veeteelt” opgericht. In het eerste jaar waren er al 7 afdelingen met in totaal 600 leden. In 1853 scheidden de afdelingen Delden en Almelo zich hiervan af, en richten de: “Twentsche Vereeniging ter Bevordering van Landbouw, Tuinbouw en Veeteelt” op. In 1871 werd in Enschede de: “Twentsche Landbouw Maatschappij” opgericht. De bestuurders in die tijd kwamen uit de bekende textielgeslachten zoals de van Heeks en de Blijdesteins.

In 1896 werd het voorstel van het Hoofdbestuur om de “Twentsche”om te dopen in de “Overijsselse Landbouw Maatschappij” OLM, door de vergadering met algemene stemmen aangenomen. In Almelo bestond rond de eeuwwisseling geen zelfstandige OLM afdeling, en tot 1955 werd de belangenbehartiging gedaan door het bestuur van de kring van de Landbouwbank. De Landbouwbank heeft in die beginjaren van de 20-eeuw altijd een stimulerende rol gespeeld in de ontwikkeling van de landbouw in Almelo.

Eigen OLM-afdeling.

Vanaf 1955 had Almelo dus een eigen OLM bestuur. De Landbouw in de jaren ‘50 en ‘60 werd gekenmerkt door groei, specialisatie en intensivering. Door middel van goed landbouwonderwijs, onderzoek en voorlichting probeerde de overheid het niveau van de landbouw op een hoger peil te krijgen. Het landbouwbeleid werd steeds minder door den Haag, en steeds meer door Brussel aangestuurd. Vanaf 1958 was Sicco Mansholt de Europese Landbouwcommissaris, en hij kwam in 1968 met nieuw beleid dat later het “Plan-Mansholt” ging heten.

De melkprijs was in het jaar 1968 gezakt naar 28 cent, en tijdens een protestbijeenkomst in Zwolle, waren veel Overijsselse agrariërs aanwezig, waaronder ook een groot aantal uit Almelo. Mansholt bepleitte sterke groei, specialisatie en schaalvergroting, en als stimuleringsinstrument deed de “Landbouwsubsidie” haar intrede. De nieuwe koers werd niet door iedereen met enthousiasme begroet, maar geleidelijk aan gingen de organisaties er achter staan, en waren er steeds meer boeren die de mogelijkheden van het nieuwe beleid inzagen. Sommige bedrijven groeiden en andere stopten met hun bedrijf. Ook in Almelo was deze ontwikkeling duidelijk waarneembaar.

Toch genereerden de grotere bedrijven niet altijd hoge inkomens, en in 1974 werd dit nadrukkelijk zichtbaar. Een combinatie van slechte prijzen in vele sectoren, aanhoudende droogte en forse belastingsaanslagen zorgden voor een algehele malaisestemming. In juli maakte Nederland kennis met een nieuw actiemiddel: Wegblokkades met Landbouwtrekkers ! Door de drie Landbouworganisaties (KNLC, ABTB, CBTB) werd in stadion Galgenwaard in Utrecht een grote demonstratie gehouden. Ook vanuit Almelo waren daar meerdere boeren aanwezig. De OLM Almelo kon zich weliswaar niet altijd verheugen in een grote opkomst tijdens vergaderingen en informatie avonden e.d. maar aan protestbijeenkomsten en demonstraties deden dikwijls wel veel leden mee.

De OLM afdeling Almelo beheerde ook gedurende lange tijd nog een werktuigvereniging. Rond Almelo stonden in alle buurtschappen een groot aantal werktuigen die men tegen een bescheiden tarief kon huren. Jan Steenhagen van de VTL had de leiding over de werktuigenvereniging. Het “machinepark” bestond onder andere uit: cambridgerol, landrol, schijveneg, grupploeg, bietenpoter, aardappelmolen, cultivator, zaaimachine, ed.

Melkquota.

Het nieuwe landbouwbeleid bleek succesvol en al gauw ontstonden productieoverschotten. Steeds meer koelhuizen raakten vol met boter en poeder voorraden. Veel werd tegen dumpprijzen geëxporteerd naar Rusland, en er werd door Brussel de Slacht en Omschakelingsregeling geïntroduceerd. (SLOM) Enkele jaren later moesten de melkveehouders zelf meebetalen aan de afzet, via de "medeverantwoordelijkheidheffing".

Het hielp allemaal niet de productie te beteugelen, en op 31 maart 1984 werd door de Raad van Europese landbouwministers besloten de “Quotering” in te voeren , die op 1 april van start ging. De OLM-Zwolle heeft zich zeer lang verzet tegen deze vorm van productiebeperking. En ook in Almelo meende men nog lang, onbeperkt te kunnen blijven produceren tegen vaste gegarandeerde prijzen. De boeren waren zeer kritisch en actiebereid. Afdelingsbestuurders zijn al eens een keer met een speciale KNLC-trein afgereisd naar Den Haag .

Op een andere bijeenkomst, in de IJselhal in Zwolle kreeg landbouwminister Braks (als boerenzoon) toch de handen op elkaar voor zijn beleid. Minister Braks onderstreepte het tijdelijke karakter van deze maatregel, maar het zou nog tot 2015 duren voordat er een eind kwam aan deze “tijdelijke” maatregel. Achteraf moet toch gezegd worden dat hij op dat moment het gelijk aan zijn kant had, en ondanks het feit dat boeren beperkt werden in hun vrijheid het toch decennia lang een stabiele melkprijs heeft opgeleverd. Doordat het quotum verhandelbaar is, zijn veel bedrijven in productie omvang gegroeid, wat in veel gevallen gunstig was voor bedrijfssaldo, maar wat tegelijkertijd ook de kostprijs per liter behoorlijk heeft doen toenemen.

In het kader van het wereldhandelsakkoord (GATT) werden onder leiding van landbouwcommissaris MacSharry de garantieprijzen voor landbouwproducten steeds verder verlaagt, en werden vervangen door Inkomenstoeslagen. Ook toen gingen de boeren massaal de weg op met landbouwtrekkers. In het najaar van 1993 werd de A1 bij Holten volledig afgesloten, en bij de plaatselijke “McDonald’s” werd MacSharry opgewacht door een grote menigte Boeren en OLM en KNLC bestuurders.

Toch moet ook gezegd worden dat het inzicht onder boeren steeds meer doorbrak, dat het goed is te luisteren naar wat er onder de bevolking leeft. Vaak werd te lang vastgehouden aan versleten dogma’s, en kwam men er achter dat verzet en dwang ook niet altijd hielp. Protestacties werkten gevoelsmatig soms contraproductief en losten structureel vaak niets op. Nieuwe dingen moesten soms rijpen en door samenwerking en overleg met de overheid was er soms ook veel te bereiken. Door de organisaties werd er altijd wel op gewezen dat de overheid wel in ogenschouw moest nemen dat de Nederlandse boer niet in een ongunstige concurrentie positie mocht worden gebracht !!

Mestoverschot.

Eind 1984 kwam het Landbouw Economisch Instituut met verontrustende cijfers over een groeiend mestoverschot. Door minister Braks (landbouw) en Winsemius (milieu) werd de “Interimwet” op 2 november 1984 ingevoerd. Op de avond daarvoor, op 1 november bleven in Brabant de gemeentehuizen tot diep in de nacht open, en werden door ambtenaren nog heel wat bouwvergunningen afgegeven !! ( het gerucht ging dat er die nacht 60 km. stallengte was laten vastleggen bij notarissen ).

Naast de Interimwet kwam er die 2-e november een waslijst met nieuwe regels tot stand: mestboekhouding, verliesnorm, nitraat richtlijn, uitrijverbod, mestopslag, ecologische richtlijn, groen-label, ammoniak en fosfaatquotum e.d.

Maar er kwam nog meer: Op 31 december 1986 moesten bedrijven opgeven hoeveel dieren ze hadden. Iedere diersoort kreeg een eigen fosfaatnorm, en er ontstond zo een maximum van het aantal kg. fosfaat wat een bedrijf mocht produceren. Later werden de kilo’s fosfaat weer omgezet in dierplaatsen , deze werden daarna door landbouwminister van Aartsen gekort, en vervolgens werden ze verhandelbaar.

Ook toen was er veel verzet en onder leiding van afdelingsbesturen van de OLM uit Twente en Salland werden in 1987 massaal de mestboekhoudingen teruggestuurd naar Assen. De acties hadden gedeeltelijk succes. Ondertussen zagen de organisaties en de veehouders toch wel de ernst van de situatie in, en werd er ook door de landbouw gewerkt aan het oplossen van deze milieu problematiek.

Jubileum bijeenkomst OLM

OLM organisatie.

In het Provinciaal bestuur hebben gedurende lange tijd ook een aantal Almeloërs zitting genomen: In de beginjaren Jan Banis, Gerard Bolk, Bats Janmaat, en later Henk Janmaat, Jan Aalenhuis en Henk Veerenhuis. Een onderdeel van de provinciale OLM organisatie was de SEV.(sociaal economische voorlichting) De heer Westerveld was in dienst van de OLM, en werd betaald door de OLM en gedeeltelijk ook door de Rijksoverheid. Hij adviseerde de agrariërs op economisch en juridisch gebied. Hij begeleide hen, bij het aanvragen van vergunningen, bij het opstellen van een testament, bij het maken van een bedrijfsontwikkelingsplan e.d. En hij werd door de plaatselijke OLM afdelingen geregeld gevraagd voor een inleiding.

Naast belangenbehartiging, voorlichting, onderwijs, deed de OLM ook nog aan verzekeringen, makelaardij, informatie voorziening e.d.

In de jaren tachtig werden voor het eerst “open dagen” gehouden bij boer en tuinder, en deze werden begeleid door de stichting K.O.L.T. (kijk op land en tuinbouw)

LTO.

De OLM heeft door de loop der jaren vele keren geprobeerd een samenwerkingsverband tot stand te brengen met andere landbouworganisaties, maar pas in 1995 bleek de tijd er rijp voor.

Op 1 januari 1995 ging in Overijssel de federatie van OLM, ABTB, en CBTB onder de naam LTO mid-oost van start. In Almelo vloeiden op dat moment de twee lokale organisaties OLM en ABTB op een harmonieuze manier ineen in de nieuwe afdeling: LTO-ALMELO. En ook de LTO doet aan belangenbehartiging in de breedste zin van het woord. Landelijk door overleg met het Ministerie van Landbouw, en VROM, Europees door lobbywerk naar de Commissieleden en het Parlement, Provinciaal door overleg met de Gedeputeerden en Statenleden, Gemeentelijk door overleg met Wethouders en Raadsleden.

Iedere 4 jaar wordt de nieuwe Gemeenteraad en B&W uitgenodigd voor een excursie / rondrit door het buitengebied van Almelo. Bovendien is er geregeld periodiek overleg met B&W en Ambtenaren. Door de gemeente word het bestuur ook betrokken bij allerlei planvorming die van toepassing is op het buitengebied, bv. bestemmingsplan, omgevingsvisie.

Ook met het waterschap Regge en Dinkel is dikwijls overleg, en vanuit de LTO–Twente zijn een 4-tal “geborgde” bestuursleden afgevaardigd in het waterschapsbestuur. Door gemeentelijke herindeling in 2000 werden Aadorp en Bornerbroek bij Almelo gevoegd, en daardoor steeg het leden aantal behoorlijk. Echter door steeds weer nieuwe stadsuitbreidingsplannen van de gemeente Almelo en daarnaast ook het structurele gegeven dat steeds meer agrariërs met hun bedrijf stoppen, loopt het ledenaantal ook nu weer geleidelijk terug. Daarnaast zijn er een aantal boeren die lid zijn geworden van de NVV en NMV wat weer ten koste gaat van een eensgezind optreden in de belangenbehartiging !

De LTO afdeling telt momenteel ongeveer 120 leden.

 

Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Jan Aalenhuis