Fok- en Controlevereniging Almelo, en het begin van de KI
Reeds vroeg was men rond Almelo bezig met de rundveeverbetering. De fokvereniging”Almelo”werd opgericht in 1919 en hield zich bezig met zwartbont. In 1927 richtten de roodbont collega’s de fokvereniging “Almelo-Zenderen”op. Stierenhouderij”Almelo”hield zich bezig met zwartbont terwijl de roodbont vereniging “de Kampioen”heette. De stieren waren op diverse plaatsen rond Almelo gestald.
Registratie & monstername
De pasgeboren kalveren werden geregistreerd met vermelding van vader en moeder en op de schets gezet. Van de dieren die waren geregistreerd bij het NRS werd een schets opgestuurd. Hiervoor kreeg men een zgn. “zwarte schets”als bewijs van registratie in het NRS. Eens in de 14 dagen of drie weken kwam de monsternemer langs bedrijven om de hoeveelheid melk per koe vast te stellen en een monster te nemen voor de bepaling van het vetgehalte. In latere jaren ook het eiwitgehalte. Het vetgehalte werd onderzocht in het laboratorium van de ACO aan de Wondestraat. Na de verhuizing van de ACO naar de Plesmanweg werd het melkonderzoek verricht door GOZ in Zutphen.
Het 10000 ste geregistreerde kalf
KI
Ofschoon dit een andere organisatie was destijds, waren er wat betreft werkzaamheden veel raakvlakken. Doordat men in de 40er jaren veel zat te tobben met het drachtig worden van de koeien, werd geprobeerd om kunstmatige inseminatie toe te passen. In Almelo had men de primeur. Veel pionierswerk is hier verricht. We noemen de namen van veehouder Jan Post, dierenarts Rutgers en inseminator Gertjan Hemmink. Doordat de resultaten steeds beter werden, konden die stierhouderijen worden omgezet in een KI vereniging.
Personeel.
Als eerste controleur werd aangesteld (in de beginjaren) de heer Jan Hendrik Holsbrink van de Schapendijk. Hij heeft tot zijn pensionering in 1965 het kantoor aan huis gehad aan de Vriezenveenseweg 85. Naast de werkzaamheden op fok-en controlegebied heeft de heer Holsbrink zich ook beziggehouden met de veeafzet. Deze activiteiten zijn later overgenomen door de KI met als vertegenwoordiger Gerrit Oosterveld. Doordat de vereniging steeds groter werd, werd er al vrij spoedig een tweede man benoemd en wel Jan Vreman van de Paradijsweg. Hij werd belast met het vetgehalte onderzoek bij de ACO. Doch zijn levenswerk is geworden het schetsen van kalveren. Op zijn fiets is hij jaren bezig geweest van Zenderen naar de Weiteman en van Harbrinkhoek naar Aadorp. Een gigantisch aantal kilometers. Toen de kantoorwerkzaamheden toenamen werd de heer Gerhard de Jager uit Zenderen aangesteld. Eén van zijn voornaamste werkzaamheden was het bijhouden van de melklijsten. Als de koe werd droog gezet moest de lijst berekend worden, wat in de beginjaren handmatig gebeurde. Nog wat later werd als hulp aangesteld de heer Bernard Kwast uit Zenderen. Eerst bij het opbranden van de koeien(nummers in de horens) en assistentie bij het melkonderzoek, doch ook hij heeft tot zijn VUT-gerechtigde leeftijd zich volledig ingezet bij alle werkzaamheden welke nodig waren voor het functioneren van de vereniging.
Toen in 1965 Holsbrink met pensioen ging werd als zijn opvolger benoemd de heer Freek Hulsink uit Ommen. Ook hij heeft tot aan zijn VUT dienst gedaan, eerst alleen in Almelo en later in de gefuseerde verenigingen.
Fokresultaten.
In de loop der jaren haalden verschillende fokstieren het predikaat Preferent.
Bij zwartbont o.a. Anna’s Adema en Adema 441. Bij roodbont Boris, Roza’s Boris 2, Thorwald en Mars.
Productiecijfers.
In de jaarverslagen van de Provinciale Melkcontroledienst kwam Almelo altijd goed voor de dag. Zowel bij zwart- als roodbont stonden ze meestal vermeld bij de top vijf.
Keuringen.
Bij veeverbetering behoren keuringen. Als traditie was er jarenlang op de 1e zaterdag van oktober een keuring in de Gravenallee. Zwart- en roodbont brachten in de gloriejaren vijf à zeshonderd dieren op die dag in de ringen. Het was een echte familiedag en uit heel het land kwam men naar Almelo om de resultaten te aanschouwen. Een levendige handel in stiertjes was een aardige bijkomstigheid. In november volgde de prijsuitreiking in het Groenendal. Aan de vijf jaarlijkse tentoonstellingen van het Nederlands Rundvee Stamboek, eerst in de Bosch en in latere jaren in Utrecht, werd druk deelgenomen. Ook voor de jaarlijkse keuringen van de bonden: voor zwartbont in Ommen en voor rood in Deventer en Lochem was altijd veel belangstelling en werden er goede resultaten behaald. In 1967 deed de computer zijn intrede en kwam de tijd van fusies aan de orde. In 1979 werd “Veehouderijbelangen Almelo en Omstreken”opgericht. Hier werden samengevoegd de twee Almelose fokverenigingen en Albergen, terwijl van de ACO de gezondheidsdienstwerkzaamheden werden ingebracht. Hierdoor kwamen Jan Zwinselman en Gerhard Demmer met Jan Scholten ook in dienst van de vereniging.
Als besluit willen we vermelden dat in 1987 het Overijssels Rundvee Syndicaat werd opgericht. KI, fokvereniging en gezondheiddienst in één organisatie, verdeeld over zes districten in de provincie. Almelo werd opgedeeld, het oostelijk deel ging naar district Weerselo en het westelijk naar district Goor.
Enige jaren later werd één landelijke organisatie gesticht: C.R.Delta waarin 2007 ook Vlaanderen bij werd betrokken, zodat de club thans luistert naar de naam C.R.V.
Almelo, December 2009 Freek Hulsink
zwarte schets
Citaat uit het boek “Kunstmatige inseminatie in kinderschoenen”
Victorie vanuit Almelo
Dat het in de oorlogsjaren behelpen was,bleek ook uit de proeven die elders in het land werden gedaan: in Almelo. Daar was bij de leden van de stierhouderij met succes gebouwd aan een mooie melkveestapel. Toen de vereniging in 1938 het zilveren jubileum vierde, hadden de 160 leden samen zo’n 1200 koeien en daarvoor stond een achttal stieren gereed.
Dat bood foktechnisch mooie kansen, maar het schiep ook een ideaal klimaat voor verspreiding van dekinfecties. Die bleven dan ook niet uit. In 1940 en 1941 werd ook na eerdere dekkingen maar de helft van alle koeien drachtig. De gevolgen waren dramatisch: de melkgift daalde en er werden te weinig kalveren geboren om de veestapel kwalitatief op peil te houden – een belangrijke factor in een succesvol fokdistrict. Een van de vooruitstrevende veehouders die zocht naar een oplossing, was Jan Post. uit Almelo, die hoorde van de ki successen op de kleine bedrijven in Friesland en Groningen. Hij verzocht dierenarts Dik Rutgers in mei 1942 op zijn bedrijf een proef met ki te doen.
Toen die gunstig uitpakte kocht de stierenvereniging een jonge en gezonde stier aan, waarvan dokter Rutgers ook op andere probleembedrijven de koeien insemineerde met onverdund zaad en voor inseminatie kwamen de koeien naar de stier, waar ze ‘met één speculum en één “spuit”’, zo werd later met afschuw beschreven, na elkaar werden geïnsemineerd. Anders dan bij de kleine verenigingen in het noorden van het land, was het in Almelo van groot belang dat de kalveren die werden geboren na de inseminaties, door het NRS erkend zouden worden.
Pas begin 1944 werd het stamboek ingelicht: het ging om verdachte koeien en inmiddels waren daarvoor twee stieren ingeschakeld. Het NRS werd gevraagd de inseminaties te erkennen en – om deze stieren beter te kunnen benutten – toestemming te geven voor inseminaties van gezonde koeien. Ook kwam nog de vraag of de inseminaties door iemand anders dan een dierenarts verricht mochten worden, namelijk een hiervoor opgeleide assistent. Jan Post en zijn medestanders lieten niet na te melden dat via de nieuwe methode tachtig procent van de verdachte koeien drachtig was geworden. NRS-voorzitter Jan Luchies Nysingh repte nog even van zijn voorkeur voor moeder natuur, maar hij liet zich met zijn bestuur overreden door de resultaten van de fokkers uit Almelo: tachtig procent van de koeien was drachtig geworden.
En zo is naderhand geschreven dat in Almelo de victorie begon, althans waar het de afdeling stamboek betrof. In Almelo hield men het erop dat het succes te danken was aan veehouder Jan Post, aan dierenarts Dik Rutgers, maar niet in de laatste plaats aan de zaadvanger
Gerrit Jan Hemmink. Die had bij de dierenarts van Vriezenveen een kunstschede weten te lenen, al in 1938 gebruikt bij heel vroege ki-pogingen op het bekende fokbedrijf van de vermogende textielondernemer Max Westerdijk in Beerzerveld. Hemmink kreeg (als ‘leek’) zelfs van het NRS toestemming inseminaties uit te voeren onder toezicht van Rutgers. Hemmink kon met smaak vertellen over de eerste pogingen om sperma te verzamelen in de kunstschede, die nog van oude autobanden was gemaakt. ‘Dokter Rutgers nam het bierglas dat op het eind van de kunstschede zat en waar het sperma in werd opgevangen in ontvangst en zei toen: “Dit is het begin, waar zal het einde wezen?”’ En over de tweede sprong: ‘We hebben wel een uur geknoeid om sperma te krijgen.’
Preferent eerste klas.
Rutgers moest in 1947 nog een onaangenaam, maar dringend advies laten horen, nu als boodschapper van de plaatselijke gezondheidsdienst. Want pas na bittere teleurstellingen namen de veehouders met pijn in hun hart afscheid van de oude verenigingsstieren, die toch weer zorgden voor besmettingen. Ze werden in 1946 allemaal geslacht en er verscheen met financiële steun van de aankoopvereniging,de zuivelcoöperatie en de boerenleenbank een nieuwe lichting fokstieren.
Onder de nieuwelingen die in het najaar in Almelo aantraden de bijna driejarige Anna’s Adema, een zoon van ‘Adema Wytsturt’, gefokt door Acronius Hettinga in het Friese Cornjum en gekocht bij diens broer Hans Hettinga in Arum. Jaren later werd hij preferent in de hoogste klasse en door een deskundige fokker omschreven als ‘een vaderdier, zoals we er helaas maar weinig tegenkomen in de geschiedenis van de veefokkerij.
Reimer Strikwerda
Hoofdredacteur van “Veeteelt” 1984-1998